Verlichting: het idee dat alles met de rede, het verstand, kon worden begrepen en verklaard.
Tijdens de Verlichting ontstond het idee dat alle mensen gelijke rechten moeten hebben
Tijdens de Verlichting dacht men na over de koning, de adel en de kerk
Montesquieu dacht na over de politiek, zo had hij zijn Trias Politica, driemachtenleer (scheiding der machten). Montesquieu dacht ook dat de macht bij het volk moest liggen
Het vergaren van kennis en het doen van onderzoek werd een hobby van veel mensen tijdens de Verlichting
Verlichte ideeën werden verspreid door boeken, tijdschriften en toneelstukken
Steeds meer burgers werden zich bewust van de ongelijkheid in de maatschappij
Montesquieu maakte in zijn Trias Politica onderscheid tussen drie machten, de uitvoerende macht, de wetgevende macht en de rechtsprekende macht
De uitvoerende macht voerde de wettenuit
De wetgevende macht maaktwetten, zoals in de Staten-Generaal en regering wordt gedaan
De rechtsprekende macht sprekenrecht
De 18e eeuw wordt de tijd van pruiken en revoluties genoemd
Tijdens de Verlichting moest de samenleving wetenschappelijk worden onderzocht
Voltaire dacht na over de religie: religieuzetolerantie. Hij geloofde ook in een scheiding van de kerk en de staat
Rousseau dacht sociaal na. Hij geloofde in vrijheid en gelijkheid. Ook vond hij een koning overbodig.
Smith dacht na over de economie. Hij wilde zoveel mogelijk vrijheid in de economie en weinig bemoeienis van de overheid
De verlichting is een periode uit de geschiedenis
De Verlichting borduurde voort op de ideeën van de wetenschappelijke revolutie
In de Verlichting dacht men dat alles met het verstand te verklaren was
De verlichtingsideeën beïnvloedde ook de politiek
De 17e eeuw wordt de tijd van regenten en vorsten genoemd
De wetenschappelijke revolutie vond plaats in de 17e eeuw
Men dacht dat rationeel (met het verstand) denken zou leiden tot meer begrip van de mens en de maatschappij, een betere wereld en een beter leven
In westerse landen werden dure pruiken door mannen en vrouwen gedragen als teken van rijkdom, aanzien en macht
LodewijkXIV was begonnen met de pruikenmode. Waarschijnlijk begon hij pruiken te dragen omdat hij kaal was
In de 18e eeuw gold hoe breder de heupen, hoe belangrijker de vrouw
Pruiken (soms wel éénmeter hoog) werden versierd met bloemen, zeilschepen en soms zelfs vogelnestjes
De kritiek onder de boeren en burgers in verschillende landen groeide, waardoor er uiteindelijk in Amerika, Frankrijk en Nederland democratischerevoluties plaatsvonden
Het geloof in God en de kerk was eeuwenlang van groot belang. Men geloofden wat de pastoors, dominees en priesters aan hen vertelden
Verlichte denkers hadden andere opvattingen over godsdienst. Zij pleitten voor tolerantie (verdraagzaamheid)
Verlichte denkers vonden niet dat er maar één ware godsdienst kon bestaan
Een belangrijk kritiekpunt van de Verlichte denkers op de godsdienst was dat veel godsdienstige opvattingen wetenschappelijk niet kunnen worden onderbouwd.
Een kleine groep mensen geloofde dat God de wereld had geschapen, maar zich er daarna niet meer mee bemoeide. Dit noemen we het deïsme
Volgens denkers die in het deïsme geloofden, waren rampen en het uitbreken van ziektes geen straf van god, maar het gevolg van logische oorzaken.
De atheïsten geloofden dat er helemaal geen God was
Voorbeelden van mensenrechten zijn het recht op vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting
De Brit John Locke vond niet dat een koning zijn macht van God kreeg, maar dat een koning zijn macht van het volk kreeg. Wanneer de koning misbruik maakte van zijn macht, mocht het volk in opstand komen tegen de koning
De schrijver Rousseau vond de koning zelfs overbodig
Verlichte filosofen stelden tegenover de ongelijkheid van de standenmaatschappij en de onvrijheid van het absolutisme in de rechtstaat.
De Fransman Diderot begon in 1751 met het verzamelen van zoveel mogelijk kennis en bundelde dit in één werk bestaande uit vele delen, de encyclopedie