Al sinds de middeleeuwen was er onder andere in Frankrijk sprake van een standenmaatschappij
In Frankrijk was de maatschappij ingedeeld in groepen (standen), met elk zijn eigen plaats en taken.
Je geboorte bepaalde de stand waartoe je behoorde. Er waren drie standen
1e stand: de geestelijkheid: die moest bidden voor iedereen
2e stand: de adel: die het land verdedigde en de koning hielp bij het bestuur
3e stand: boeren en burgers: zij zorgden voor voedsel, handel en maakten producten
In een standenmaatschappij is er sprake van een grote ongelijkheid
De geestelijkheid en edelen vormden een kleine groep, maar zij bekleedden bijna alle belangrijke functies in de kerk, het leger en het bestuur
De geestelijkheid en edelen hadden allerlei privileges (voorrechten).
De geestelijkheid en edelen hoefden bijvoorbeeld geen belasting te betalen
In de 18e eeuw was de derde stand ontevreden over de standensamenleving
De boeren waren erg arm en de rijke stedelingen (burgers/ bourgeoisie) die de belasting wel konden betalen, vonden het oneerlijk dat ze niets te vertellen hadden in het bestuur.
De situatie waarin de koning absolute macht heeft en de hoogste standen allerlei voorrechten hebben, is later het ancienrégime genoemd (Frans voor: hetbestuurvanvroeger)
In de 18e eeuw vonden er in het westenrevoluties plaats. Deze revoluties vormen de basis van onze huidige democratie
In de meeste gevallen van revoluties verzetten de boeren en burgers zich tegen de absolute macht van de vorsten en de kerk
In economisch opzicht wilden de boeren en burgers minder belasting betalen. In sociaal en politiek opzicht eisten ze meer inspraak
Verlichte denkers hadden in heel Europakritiek op de standensamenleving en het absolutisme
Verlichte denkers vonden dat alle mensen vrij en gelijk geboren waren
Volgens Verlichte denkers mocht niemand het bezit en de vrijheid van anderen aantasten zoals in het Franseancienrégime gebeurde
Verlichte denkers waren het niet eens over hoe je deze ongelijkheid het beste kon oplossen
Het kritiek van de Verlichte denkers over de ongelijkheid was een belangrijke oorzaak voor de democratischerevoluties
Door de democratische revoluties in westerse landen veranderde een hoop in het bestuur van deze landen. Het volk kreeg steeds meer macht ten koste van de macht van de koning
De verandering, waarin het volk steeds meer macht kreeg ten koste van de macht van de koning, werd vastgelegd in een grondwet. De grondwet is de belangrijkste wet van een land. In deze wet staat hoe een land geregeerd wordt en wat de rechten en plichten van de burgers zijn (grondrechten)
Nieuwe ideeën over vrijheid en gelijkheid gingen centraal staan.
De Amerikaanserevolutie, de Franserevolutie en de BataafseNederlandserevolutie zijn een voorbeeld van dat nieuwe ideeën over vrijheid en gelijkheid centraal gingen staan
In het Christelijke West-Europa waren mensen veel bezig met de vraag: "Hoe kom ik na mijn dood in de hemel?"
Alleen de geestelijken hadden een antwoord op de vraag "Hoe kom ik na mijn dood in de hemel?". Daarom vormden zij de belangrijkste, eerste stand.
De tweede stand werd gevormd door de adel. Rijke landeigenaren met een adellijke titel, zoals graaf, hertog of baron.
De rest van de bevolking, grotendeels boeren, behoorden automatisch tot de derde stand.
De middeleeuwers geloofden dat deze indeling in drie standen door God was bedacht. Daarbij had God iedere stand een speciale taak gegeven.
De geestelijkheid moest bidden, om te zorgen dat zoveel mogelijk mensen in de hemel konden na hun dood. Edelen hadden als taak de anderetweegroepen te beschermen. En de mensen van de derde stand moesten al het werk doen.
In een grondwet staat hoe het land bestuurd wordt en de rechten en plichten van burgers