T&C NED : Woordleer

Cards (39)

  • Werkwoord
    Dingen die je kunt doen, acties, handelingen
  • Het voor onzijdige woorden, de bij mannelijke en vrouwelijke woorden en bij alle meervoudsvormen
  • Hulpwerkwoord
    Staat als 'hulp' bij het hoofdwerkwoord van de zin
  • Woordsoorten
    • Lidwoord (lidw)
    • Zelfstandig naamwoord (zn) (substantief)
    • Bijvoeglijk naamwoord (bn) (adjectief)
    • Werkwoord (ww)
    • Zelfstandig werkwoord ZWW
    • Hulpwerkwoord HWW
    • Koppelwerkwoord KWW
  • Koppelwerkwoord
    Drukt een toestand uit, geen betekenis op zich
  • Bijvoeglijk naamwoord

    Staat bij een zelfstandig naamwoord en geeft extra informatie over
  • Lidwoord
    Staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt de bepaaldheid uit
  • HWW ontcijferd = ZWW
  • Opgelet: deze werkwoorden kunnen ook als zelfstandig werkwoord (bvb. 'Hij lijkt op zijn vader' of 'De zon schijnt.') of als hulpwerkwoord voorkomen (bvb. 'Ik bleef beweren dat het niet waar was' of 'Jullie worden aangevallen.'). In die gevallen kan je de werkwoorden NIET v
  • Zelfstandig naamwoord

    Benoemt zaken, personen, dieren, planten... heeft een lidwoord, een meervoud en een verkleinwoord
  • Zelfstandig werkwoord ZWW
    Spelen, reizen, koken...
  • Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord vlak voor het zelfstandig naamwoord ('het goede mes'), maar soms is het ook verbonden met een koppelwerkwoord (het mes is goed). Soms wordt het zelfstandig naamwoord verwegen (Ze is de slimste van de klas; het zelfstandig naamwoord 'leerling' wordt verwegen)
  • Aanwijzend voornaamwoord

    Voornaamwoord om een zelfstandig naamwoord 'aan te wijzen'
  • 8 types of pronouns

    • persoonlijk voornaamwoord (pers vnw)
    • bezittelijk voornaamwoord (bez vnw)
    • aanwijzend voornaamwoord (aanw vnw)
    • vragend voornaamwoord (vr vnw)
    • wederkerend voornaamwoord
    • wederkerig voornaamwoord
    • onbepaald voornaamwoord (onbep vnw)
    • betrekkelijk voornaamwoord (betr vnw)
  • Bezittelijke voornaamwoorden
    • mijn
    • onze
    • jullie
    • jouw
  • Wederkerende voornaamwoorden
    • me
    • zich
    • u
    • ons
  • Wederkerig voornaamwoord

    Voornaamwoord dat aangeeft dat de actie wederzijds (=in 2 richtingen) gebeurt
  • Bezittelijk voornaamwoord

    Duidt een bezit aan
  • Betrekkelijk voornaamwoord

    Verbindt twee zinnen met elkaar en heeft een verwijzende en grammaticale functie
  • Wederkerend voornaamwoord

    Een voornaamwoord dat terugverwijst naar het onderwerp van de zin en je kan er soms 'zelf' aan toevoegen
  • Betrekkelijke voornaamwoorden
    • wat
    • die
    • dat
  • Vragende voornaamwoorden
    • Wie
    • Wat
    • Welke
  • Persoonlijk voornaamwoord

    Vervangt een zelfstandig naamwoord en duidt een persoon, ding, dier, plant... aan
  • Vragend voornaamwoord

    Vraagwoorden die vragen naar een zelfstandig voornaamwoord
  • Onbepaald voornaamwoord

    Verwijst niet naar specifieke personen of zaken maar is een algemene verwijzing
  • Aanwijzende voornaamwoorden
    • die
    • dat
    • deze
    • dit
  • Wederkerige voornaamwoorden
    • elkaar
    • elkander
    • mekaar
  • Conjunctions
    • omdat
    • en
    • als
    • maar
    • voordat
    • of
    • hoewel
  • Prepositions
    • aan
    • in
    • uit
    • op
    • voor
    • achter
    • na
    • binnen
    • over
  • Ordinal numbers

    • eerste
    • negende...
  • Pronouns
    • elkaar
    • elkander
    • mekaar
  • Adverbs
    Zegt wanneer, waar, hoe, hoe vaak iets gebeurt
  • Pronouns
    • alles
    • andere(n)
    • ieder
    • iedereen
    • men
    • iets
  • Adverbs
    • gisteren
    • daar
    • vrolijk
    • dagelijks
  • Relative pronouns
    • wat
    • die
    • dat
  • Ordinal numbers
    • laatste
    • middelste...
  • Numerals
    • 5
    • drie
    • beide
  • Interjections
    • Oef!
    • Tsss.
    • Niet?
    • Foei!
    • Au!
    • Hoera!
    • Godverdomme!
    • Haha.
    • Oké
    • Hallo!
    • Santé!...
  • Adverbs
    • weinig
    • veel
    • enkele
    • meer
    • minst...