Samenvatting H2: Brazilië

Cards (20)

  • Brazilië heeft een hoge verstedelijkingsgraad (urbanisatiegraad). De bevolkingsspreiding is ongelijkmatig; tegenover dichtbevolkte kustgebieden met veel grote steden heb je een dunbevolkt binnenland met veel minder miljoenensteden. In het sterk verstedelijkte Zuidoost-Brazilië ontbreekt het oorspronkelijke Atlantisch regenwoud vrijwel helemaal. In het binnenland zijn weinig miljoenensteden, maar groeit het aantal middelgrote steden hard. Er is nog veel tropisch regenwoud, maar de bewoonde wereld dringt sterk op.
  • De kustprovincies verstedelijkte al vroeg. De oudste (Portugese) steden in Noordoost-Brazilië ontwikkelden zich door suikerrietplantages en slavenhandel. De mijnbouw bracht in de achttiende eeuw de stedelijke ontwikkeling te weeg in het zuidoosten. Het zuidoosten werd economisch en politiek steeds belangrijker door mijnbouw en koffieteelt, vooral na de onafhankelijkheid in het begin van de 19e eeuw. Later kwam de industrialisatie op. Het zuiden werd een vestigingsgebied voor Europese immigranten. In het binnenland zwierven avonturiers en grootgrondbezitters maakten de dienst uit.
  • Vanaf 1950 nam het verstedelijkingstempo (urbanisatietempo) en de bevolkingsdruk toe. Oorzaken waren industrialisatie in steden en de armoede op het platteland. Grote steden kregen daardoor problemen met huisvestingen en beschikbaarheid van voldoende werkgelegenheid. Oplossing moest komen door meer aandacht voor het binnenland. In 1960 werd de nieuwe hoofdstad Brasília gebouwd. In het midden van de 20e eeuw werd Manaus (Amazonegebied) een vrijhandelszone.
  • Nieuwe infrastructuur vanuit Brasília lokte agrarische multinationals (mno's) meer naar het binnenland, waar (middel)grote handels- en industriesteden ontstonden. In het Amazonegebied kwam meer infrastructuur, gevolgd door landbouw, mijnbouw en nieuwe steden. Middelgrote steden groeien harder in Brazilië.
  • In het kustgebied groeien kleinere steden steeds sneller. Nu verhuizen mensen steeds meer van grote naar kleinere steden. Veel grote bedrijven gaan uit grote steden weg in verband met vervuiling en files.
  • De vele steden in Zuidoost Brazilië vormen een stedelijk netwerk. Voor de economische en politieke samenwerking in een stedelijk netwerk is goede infrastructuur nodig. Vaak is in Brazilië het vervoer binnen de steden lastig.
  • Sloppenwijken (favela's) en rijkere wijken (waaronder gated community's of ommuurde woonwijken) wisselen zich in Braziliaanse steden erg af.
  • Door verdere menging van arme en rijkere wijken zijn steden gefragmenteerd. Ook voorzieningen zijn meer 'uitgestrooid' over de hele stad. Duurdere winkelcentra ligging bij verkeersknooppunten aan de rand van steden.
  • Gated community's verschillen sterk. In de kleinere gated community's met beperkte voorzieningen midden in de grote steden wonen mensen met een middelhoog inkomen. In gated community's met meer faciliteiten (in suburbs) wonen rijkere Brazilianen. Grote, complete wijken met luxere voorzieningen zijn voor de rijksten. Een voorbeeld hiervan is Alphaville bij São Paulo.
  • Volgens de VN kunnen in krottenwijken de volgende kenmerken voorkomen: geen bescherming tegen extreme weersomstandigheden, meerdere personen leven in dezelfde woonruimte, beperkte toegang tot schoon drinkwater, onvoldoende sanitaire voorzieningen, onzeker bezit van de woning. Bijna 30% van de Braziliaanse stedelijke bevolking woont in 2 soorten slums: Favela's (bestaan uit kleine woningen van allerlei materialen) en Cortiços (1 of meerdere [oude en/of vervallen en opgesplitste] gebouwen op een perceel midden in de oude stad).
  • De overheid brengt verbeteringen in infrastructuur en voorzieningen op gang, er is dan meer vertrouwen in de toekomst en bewoners investeren zelf. Voorbeelden zijn de site-and-serviceprojecten.
  • Door een andere omgeving werden Rio de Janeiro en São Paulo verschillend ingericht. De rijksten in de 'koffiestad' São Paulo vestigden zich in het hoger gelegen centrum. Aan de rand vestigden zich de armere bevolkingsgroepen. Na 1980 ontstonden in het centrum cortiços, bewoond door migranten van het platteland. Er kwamen ook favela's. In het heuvelachtige gebied en andere slechte locaties van Rio de Janeiro komen cortiços veel minder voor.
  • Door stedengroei, meer infrastructuur en land- en mijnbouw verdwenen veel natuurlandschappen. Noordoost-Brazilië is vanaf de 16e eeuw door het grootgrondbezit (suikerrietplantages) en de kleinere boeren ontgonnen. Vooral in de 20e eeuw zorgden mijn- en landbouw voor het verdwijnen van tropische savannes.
  • In de 2e helft van de 20e eeuw zorgde aanleg van nieuwe wegen voor snelle ontginning van de tropische savannes door mno's. Er werd vooral soja en suikerriet verbouwd. Er ontstonden ook conflicten over landrechten. Kleine boeren en indianen moesten vaak het veld ruimen door landgrabbing of landroof. Het tropische regenwoud wordt nu ook bedreigd vanwege de grond, het tropische hout, het goud, de ertsen, de aardolie en het water.
  • De commerciële landbouw heeft grote invloed op het kustgebied van Brazilië. In Noordoost-Brazilië is dat onder meer de irrigatielandbouw (fruit) met water van de Rio São Francisco. In Zuidoost-Brazilië gaat het vooral om koffiestruiken of katoenplanten, tuinbouw en intensieve veeteelt. De steden vormen een grote afzetmarkt. De suikerriet- en sojaproductie liggen meer in het binnenland.
  • Economische belangen en inrichting staan vaak op gespannen voet met de natuur.
  • De stroomvoorziening rust in Brazilië sterk op waterkracht. Hydro-elektriciteit is vooral afkomstig van centrales in de grote rivieren. Grote dammen zijn de Itaipudam (Paraguay/Paraná) en de Belo Montedam (Amazonegebied).
  • Een waterkrachtcentrale is volgens velen duurzaam. Toch zorgt deze voor een broeikasgas als methaan (uit wegrottende planten). Ecosystemen verdwijnen, inheemsen en kleine boeren moeten verkassen en raken grond kwijt. Vooral in Noordoost-Brazilië staat er te weinig water in de stuwmeren voor de opwekking van stroom. De hoogspanningsnetwerken zijn kwetsbaar.
  • Brazilië en de VS produceren veel ethanol, een biobrandstof, als suikerriet. Daarvoor is veel ruimte nodig. Gebruik van biobrandstoffen levert minder CO2-uitstoot op.
  • Het vervangen van de natuurlijke vegetatie (als de cerrado) door suikerriet zorgt voor meer CO2 in de lucht. De biodiversiteit, de bodem en het oppervlaktewater krijgen door gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest flinke klappen. De voedselverbouw wordt verdrongen. De grondprijzen stijgen, hierdoor ontstaan landconflicten en worden mensen verdreven.