Nederland grammatica 1+2

Cards (28)

  • Bepaald lidwoord
    De, het - Je weet meteen wat er bedoeld wordt
  • Onbepaald lidwoord
    Een - Je weet niet meteen wat er bedoeld wordt
  • Bepaald lidwoord
    • Leg het boek maar op DE tafel
  • Onbepaald lidwoord
    • Leg het boek maar op EEN tafel
  • Zelfstandig naamwoord
    Een mens, dier, ding of naam
  • Bijvoeglijk naamwoord
    Voegt een kenmerk of eigenschap toe aan een zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijke naamwoorden horen bij een zelfstandig naamwoord, ze vertellen meer over het zelfstandig naamwoord, ze beschrijven het zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijke naamwoorden kunnen voor of op een andere plaats in de zin staan
  • Bijvoeglijke naamwoorden hebben twee vormen
  • Er kunnen veel verschillende bijvoeglijke naamwoorden bij één zelfstandig naamwoord voorkomen
  • Zelfstandig werkwoord (zww)
    Geeft een actie/handeling/gebeurtenis aan
  • Het zww kan alleen in de zin staan, maar ook samen met andere werkwoorden
  • Het zww kan in verschillende vormen voorkomen, zoals persoonsvorm, voltooid deelwoord en infinitief
  • Zelfstandig werkwoord
    • maakt
    • gemaakt
    • maken
  • Hulpwerkwoord
    Geeft meer informatie over het belangrijkste werkwoord in de zin
  • Wat hulpwerkwoorden aangeven
    • Misschien nog gaat gebeuren
    • Mogelijk is
    • Waarschijnlijk is
    • Al gebeurd is
  • Niet elke zin heeft een hulpwerkwoord
  • Een zin kan ook meer dan één hulpwerkwoord hebben
  • Het hulpwerkwoord kan in verschillende vormen voorkomen, de persoonsvorm (pv) en de infinitief komen het meest voor
  • Het hulpwerkwoord kun je weglaten uit de zin
  • Als er meer werkwoorden in de zin staan, dan is de pv altijd het hulpwerkwoord
  • Persoonsvorm
    Belangrijkste werkwoord uit een zin
  • Hoe vind je de persoonsvorm? Maak de zin vragend, verander de zin van tijd, verander het getal, er staat nooit meer dan één zinsdeel voor de persoonsvorm
  • Onderwerp
    Over wie of wat de persoonsvorm iets zegt
  • Het onderwerp doet iets, wie/wat + persoonsvorm = onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
    Alle werkwoorden in een zin, ook aan het en te
  • Lijdend voorwerp
    Het onderwerp doet iets, het lijdend voorwerp ondergaat iets, het lijdend voorwerp doet zelf niets, wie/wat + gezegde + onderwerp = lijdend voorwerp
  • Lijdend voorwerp
    • een beschuitje
    • een brief