Casus 6

Cards (8)

  • Bot:
    A) Diafyse
    B) Metafyse
    C) Epifyse
  • Gewrichten:
    • Onechte gewrichten = tussen botten alleen wat bindweefsel. Weinig beweging mogelijk.
    • Synartrosen
    • Syndesmosen = fibreus gewricht bvb. schedelbeentjes.
    • Synchondrosen = cartilangeus gewricht bvb. symphysis pubica.
    • Synostosen = vergroeiing botten bvb. sacrale wervels.
  • Gewrichten:
    • Echte gewrichten / synoviaal gewricht= tussen botten een gewrichtsholte.
    • Diartrosen = bvb. in ledematen met vrije beweging.
    • Amphiartrosen = ligamenten houden beweging gedeeltelijk tegen. Bvb. sacro-iliacaal.
  • Onderdelen synoviaal gewricht:
    A) Gewrichtsspieren
    B) Gewrichtskraakbeen
    C) Gewrichtskapsel
    D) Gewrichtsholte
    E) Gewrichtsspleet
  • Onderdelen gewrichtsspleet:
    A) Gewrichtsspleet
    B) Hyalien kraakbeen
    C) Gemineraliseerd kraakbeen
    D) Gewrichtskapsule
    E) Bloedvaten
    F) Vetcellen
    G) Fibroblasten
    H) Fibreus membraan
    I) Synoviaal membraan
    J) Subintima
    K) Intima
    L) A-cellen
    M) B-cellen
  • A-cellen = ruimen rotzooi op in gewrichtsspleet.
    B-cellen = produceren onderdelen van synoviale vloeistof.
  • Soorten gewrichten:
    A) Vlak gewricht
    B) Kogelgewricht
    C) Ellipsoidgewricht
    D) Bicondylair gewricht
    E) Zadelgewricht
    F) Draaigewricht/rolgewricht
    G) Scharniergewricht
  • Pezen = verbinding spier met bot.
    Ligamenten = verbinding bot met bot.
    Bursae synovialis = tussen bot en spier/pees/ligament tegen druk en wrijving.
    Recessus = uitstulping gewrichtskapsel, geeft 'reserveruimte'.
    Disci = kraakbeen dat gewicht spreidt over heel oppervlak gewricht.
    Menisci = kraakbeen dat gewicht spreidt over zijn eigen oppervlak.
    Peesscheden = beschermen pezen tegen druk en wrijving met beetje vocht erin.