thema 4

Cards (29)

  • polaire molecule
    molecule met zowel een negatief als een positief geladen pool
  • apolaire molecule
    moleculen die geen negatieve en positieve pool hebben
  • apolaire of polaire molecule
    hangt af van de structuur, de mate waarin atomen geneigd zijn om elektronen naar zich toe te trekken, de elektronegatieve waarde
  • verband kookpunt en polariteit
    kookpunt van polaire moleculen ligt hoger dan dat van apolaire moleculen
  • oppervlakte spanning
    moleculen aan het oppervlak trekken aan de moleculen in het midden van het glas
  • intermoleculaire krachten
    krachten die tussen de moleculen heersen en de moleculen bij elkaar houden
  • de Londondispersiekrachten
    • aanwezig in alle moleculen
    • enige kracht in apolaire moleculen
    • zwakke intermoleculaire aantrekkingskrachten
    • er ontstaan kortstondig minieme ladingsverschuivingen doordat elektronen continu in beweging zijn, waardoor de moleculen elkaar een beetje gaan aantrekken
  • dipoolinteractie
    • positief geladen pool van dipool trekt negatief geladen pool van andere molecule aan
    • elektrostatische aantrekkingskracht
  • elektronegatieve waarde
    • in welke mate een element geneigd is om elektronen naar zich toe te trekken
    • hoe groter de EN, hoe sterker de neiging
  • apolaire atoombinding
    • verschil in EN < O,5
    • 2 atomen met dezelfde EN gebonden door een atoombinding
  • polaire atoombinding
    • verschil in EN > 0,5
    • 2 atomen met een verschillende EN gebonden door een atoombinding
  • partieel positieve deellading
    • atoom met de laagste EN
    • atoom dat het minste geneigd is
  • partieel negatieve lading
    • atoom met de hoogste EN
    • atoom dat het meest geneigd is
  • polaire molecule
    • 2 atomen die verbonden zijn door een polaire atoombinding
    • ene zijde negatieve deellading en andere zijde positieve deellading
    • 2 centra liggen uit elkaar
  • apolaire molecule
    • bevat 2 of meerdere atoombindingen
    • centra positieve en negatieve deelladingen vallen samen
  • verband kookpunt en molecuulmassa
    • hoe groter de massa, hoe hoger het kookpunt
    • verklaring zwaartekracht
  • verband oplosbaarheid en bindingstype
    • "soort zoekt soort"
    • oplosbaarheid van stof in bepaald oplosmiddel hangt af van aard van bindingen in oplosbare stof en oplosmiddel
  • ionisatie
    • het proces waarbij atomen of moleculen elektrisch geladen deeltjes/ionen worden
    • gebeurt wanneer een atoom/molecuul een positieve of negatieve deellading krijgt
  • ionisatievergelijking
    • een chemische reactievergelijking die laat zien hoe een atoom/molecuul ionen vormt door het verlies van elektronen
    • hoort bij zouten
    • nodig om te laten zien hoe een stof ionen maakt
  • elektrolyten
    • stoffen die worden opgelost in water/andere vloeistof en dan in staat zijn om elektrische stroom te geleiden
    • bestaan uit ionen
    • kunnen vrij bewegen in oplossing en dragen elektrische ladingen -> maken elektrische geleidbaarheid mogelijk
  • auto-ionisatie
    • watermoleculen zullen onder invloed van sterke dipoolkrachten ioniseren
    • als een watermolecule stuk wordt getrokken, ontstaat er zowel een hydroxide ion als een hydroxoniumion
  • niet-elektrolyten
    • stoffen die oplossen maar geen ionen vormen
    • geven geen aanleiding tot een oplossing die geen elektrische stroom geleid
  • dissociatie
    verschijnsel waarbij de ionen in het ionrooster loskomen
  • de ionisatie van een zuur
    1. De ionen zijn nog niet aanwezig in molecuulstructuur van zuur voordat het in water oplost
    2. De zuurmolecule met polaire atoombinding wordt omgeven door polaire watermoleculen
    3. Door dipoolkrachten van watermoleculen wordt binding tussen waterstof & zuurrest verbroken. Beide elektronen van atoombinding blijven achter waardoor negatieve zuurrestion ontstaat
    4. Het proton wordt gebonden op een watermolecule
    5. Het zuur valt uiteen in hydroxoniumion en negatief zuurrestion. We spreken van ionisatie
  • de ionisatie van ammoniak
    1. Ammoniak lost op in water
    2. Het partieel positief geladen waterstofatoom van een watermolecule richt zich naar het partieel negatief geladen stikstofatoom van ammoniak
    3. Sterke dipoolkracht zorgt ervoor dat proton word afgesplitst van watermolecule en er ontstaat een negatief hydroxide-ion
    4. Beide elektronen van niet-bindende elektronenpaar van N worden vervolgens gebruikt om proton te binden op molecule ammoniak
  • zuurtegraad of pH
    • geeft weer hoe zuur een oplossing is
    • hangt af van de concentratie aan H3O+ en OH- ionen
    • 10² => 2 = pH waarde
  • neutrale oplossing
    • concentratie van beide ionen is gelijk aan elkaar
    • pH = 7
  • zure oplossing
    • pH < 7
    • concentratie aan H3O+ stijgt en wordt groter dan die van OH-
  • basische/alkalische oplossing
    • concentratie OH- stijgt en wordt groter dan die van H3O+
    • pH > 7