Principes van antibioticatherapie

Cards (24)

  • Er zijn naast antibiotica nog andere manieren om bacteriën te bestrijden:
    • antitoxines
    • antistoffen
    • bacteriofagen
    • anti-inflammatoire middelen
  • er zijn eigenlijk twee groepen voor antibiotica
    • beta-lactam antibiotica
    • non-bete-lactam antibiotica
  • Beta-lactam antibiotica hebben een beta-lactam ring in hun molecule zitten
  • onder de beta-lactam antibiotica heb je 3 groepen:
    • penicilines
    • cephalosporines
    • carbapenems
  • onder de non-beta-lactam antibiotica heb je nog een aantal groepen zitten:
    • glycopeptides
    • aminoglycosides
    • enz.
  • beta-lactam antibiotica werken door de celwand van een bacterie kapot te maken.
  • Sommige antibioticum zoals clindamycin en tetracyclins werken door het hinderen van de eiwitproductie in ribosomen van de bacterie
  • sommige antibioticum zoals fluoroquinolones en sulfonamides maken genetisch materiaal van de bacteriën kapot.
  • de celwand van een bacterie bestaat uit verschillende lagen die samengehouden worden door penicilline. door peniciline binding proteïns zullen deze nog steviger worden. beta-lactam antibiotica zullen deze proteïns stoppen
  • Antibiotica die inwerken op het DNA: DNA is circulair en zit een beetje gedraaid zodat het makkelijk past. bij translatie moet dit ontbonden worden en hier zijn stoffen voor. deze stoffen worden tegen gehouden door deze antibiotica zoals fluoroquinolones.
  • antibiotica die inwerken op de eiwitsynthese werken in op de 50s of de 30s subunit.
  • gram- bacteriën zitten vooral in de darmen. Gram+ bacteriën zitten vooral aan de buitenkant van het lichaam.
  • bacteriën zitten op een spectrum van gram- en gram+. sommige overlappen en zijn een beetje van beide.
  • selectieve toxiciteit; van sommige antibiotica maakt het niet uit als je een beetje te veel of te weinig geeft. bij sommige maakt dit wel heel erg uit.
  • Het verschilt heel erg per antibioticum hoeveel van de antibiotica na inname overblijft voor het bestrijden van de bacteriën. ook is er een verschil waar ze naartoe gaan, sommige gaan goed naar de botten en andere gaan goed naar de hersenen.
  • MIC = minimale inhibitorische concentratie.
  • MIC is de minimale concentratie antibiotica die je nodig hebt in het bloed om een bepaald percentage van bacteriën te doden. dit wordt bepaald in het labo. zo heb je MIC50 en MIC90. een hoge MIC is een teken van resistentie
  • Voor sommige antibiotica is het nodig om de concentratie net boven de MIC te houden. sommige hebben een hoge piek nodig en kunnen dan omlaag. sommige zijn zo specifiek dat je therapeutic drug monitoring moet doen.
  • Er zijn natuurlijk ook bijwerkingen van beta-lactam AB voor sommige mensen. zo krijgen sommige mensen jeuk, rash of zelf anaphylaxis. veel mensen beweren dit maar het valt vaak mee.
  • in het geval van resistentie:
    • dosis verhogen
    • beta-lactamase inhibitor toevoegen
    • een non-beta-lactam kiezen
  • sommige bacteriën hebben beta-lactamase. deze zullen de bacterie beschermen tegen beta-lactam antibiotica. deze is dus resistent
  • antibiotica doden helaas ook de normale flora bacteriën en hierdoor zul je dus gevoeliger worden voor nieuwe infecties omdat deze niet meer kunnen concurreren met pathogenen.
  • Vancomycine is een voorbeeld van een antibiotica die een fijne therapeutische marge heeft. hierbij moet dus therapeutic drug monitoring toegepast worden
  • Macrolides zoals erythromycin, clarithromycin en azithromycin zullen ribosomen van bacteriën saboteren.