longen

Cards (41)

  • Ademhalingsstelsel
    Bestaat uit doelen voor luchtverplaatsing en delen voor gaswisseling, heeft verschillende elementaire functies
  • Functies van het ademhalingsstelsel
    • Vormen van grote oppervlakte voor gaswisseling
    • Verplaatsen van lucht
    • Beschermen alveolaire oppervlakte tegen uitdroging en temperatuurveranderingen en verdedigen tegen binnendringende ziekteverwekkers
    • Vormen van geluiden
    • Bevorderen reukzin door reukcellen in neusholte
  • Onderdelen ademhalingsstelsel
    • Bovenste deel luchtwegen (neus, neusholte, paranasale sinussen, farynx, larynx)
    • Onderste deel luchtwegen (larynx, trachea, bronchiën, longen, bronchiolen, alveoli)
  • Geleiding van lucht
    Ingang neusholte -> farynx -> larynx -> trachea -> bronchiën -> grote bronchiolen
  • Gedeelte voor de gaswisseling
    Respiratoire bronchioli en de alveoli
  • Respiratoir slijmvlies
    Bekleedt de buizen van het ademhalingsstelsel, bestaat uit cilinderepitheel met trilharen en veel slijmcellen, daaronder ligt lamina propria met slijmklieren, zorgt voor mucociliaire lift
  • De neus, farynx, trachea, bronchiën en grote bronchiolen vervoeren lucht naar de longen
  • Nasofarynx
    Met de neusholte verbonden en loopt door tot de achterste rand van het zachte gehemelte, bekleed met trilhaarepitheel, bevat keelamandelen en doorgang van de buis van Eustachius
  • Orofarynx
    Loopt van het zachte gehemelte naar de basis van de tong tot op het niveau van os hyoideum, bevat gehemelamandelen
  • Laryngofarynx
    Loopt tussen het niveau van os hyoideum en de toegang tot de oesophagus
  • Larynx
    Kraakbenige buis die de glottis (stemapparaat) omgeeft en beschermt, bestaat uit 9 kraakbeendelen waarvan 3 grootste: epiglottis, schildkraakbeen, ringvormig kraakbeen
  • Trachea
    Begint op de 6e halswervel en eindigt op het niveau van de 5e borstwervel, heeft 15-20 kraakbeenringen die de wand verstevigen en de luchtwegen beschermen
  • Bronchiën
    Rechter en linker primaire bronchus, binnenbekleding bestaat uit trilhaarepitheel en is door U-vormige kraakbeenringen omgeven, secundaire bronchiën gaan de longkwabjes binnen, tertiaire bronchiën voorzien een specifiek gebied met lucht
  • Bronchioli
    Hele kleine takken van de bronchusboom, hebben geen kraakbeen meer maar alleen gladde spierweefsels
  • Bronchioconstructie = vernauwing van de luchtwegen
  • Terminale bronchioli
    Leveren lucht aan 1 lobje, binnen het lobje vertakken ze zich naar verschillende respiratoire bronchioli die gas naar de gaswisselingsoppervlakten van de longen voeren
  • Ductuli alveolares
    De doorgangen aan het eind van de respiratoire bronchioli, eindigen in de longtrechtertjes
  • Alveoli
    Longtrechtertjes zijn gezamenlijke compartimenten die uit uitzonderlijke longblaasjes bestaan, hebben een groot oppervlak om de stofwisselingsbehoeften te voorzien
  • Alveolaire macrofagen
    Patrouilleren bij het epitheel en fagocuteren stof en afvalmateriaal dat het oppervlak van de alveoli heeft bereikt
  • Pneumocyten/alveolaire cellen
    Type 1 = verhoornd epitheel, dun
    Type 2 = vormen surfactant, een vettig klierproduct dat een deklaag vormt op een dunne waterlaag
  • Surfactant
    Verlaagt de oppervlaktespanning, voorkomt dat de dunne wanden van de alveoli naar elkaar toe trekken door de watermoleculen
  • Respiratoir membraan
    Bestaat uit respiratoir epitheel, slijmvliezen plus bindweefsel met slijmklieren, afgifte slijm door beker- en slijmcellen, trilharen bewegen slijm naar keelholte
  • Longen
    Bestaan uit kwabben, rechter heeft 3, linker heeft 2, de longbasis rust op het diafragma, sponsachtige structuur door luchtgevulde doorgangen
  • Pleuraholten
    Partiële pleura bekleedt het binste oppervlak van de lichaamswand, viscerale pleura/longblad bedekt de buitenste oppervlakte van de longen, beide bladen geven pleuravocht af
  • Klaplong/pneumothorax
    Als het pariëtale borstvlies door een verwonding van de borstwand wordt doorboord, of de alveoli worden beschadigd, kan lucht in de pleurale holte komen
  • Externe respiratie
    Alle processen die betrokken zijn bij uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide tussen interstitiële vloeistoffen van het lichaam en het externe milieu
  • Processen van externe respiratie
    • Longventilatie
    • Gaswisseling in de alveoli of wanden van de capillairen tussen bloed en weefsel
    • Transport van zuurstof en koolstofdioxide
  • Interne respiratie
    Opname van zuurstof en de afgifte van koolstofdioxide
  • Hypoxie
    Lage zuurstofconcentratie
  • Anoxie
    Gebrek aan zuurstof
  • Compliantie
    Mate van elasticiteit en het vermogen tot uitzetting van de longen, hoe hoger hoe makkelijker vullen en legen, hoe lager hoe moeilijker vullen en legen
  • Factoren die compliantie beïnvloeden
    • Toenemen compliantie door verlies van steunweefsel
    Afnemen compliantie door onvoldoende surfactant of beperkte bewegingen borstkas
  • Mechanismen van de ademhaling
    • Rustige ademhaling (spieren voor inademing, uitademing passief)
    Geforceerde ademhaling (in- en uitademing actief, hulp ademhalingspieren)
  • Longvolume en capaciteit

    • Teugvolume Vt
    Expiratoir reservevolume ERV
    Inspiratoir reservevolume IRV
    Vitale capaciteit
    Residuvolume
    Minimumvolume
  • Zuurstoftransport
    Zuurstof is vooral gebonden aan hemoglobine, de hoeveelheid zuurstof die kan worden gebonden en afgegeven hangt af van de zuurstofspanning (PO2) in de omgeving
  • Lage PO2
    Veel O2 afgegeven door hemoglobine
  • Hoge PO2
    Veel O2 opgenomen door hemoglobine
  • Daling pH door zuren bij inspanning
    Hemoglobine geeft meer zuurstof af
  • Stijging temperatuur
    Hemoglobine geeft meer zuurstof af
  • De effectiviteit van de ademhaling neemt bij veroudering af door beperkte beweging borstkas en toenemend emfyseem