Geschiedenis H6

Cards (30)

  • In Frankrijk greep koning Lodewijk XIV de absolute macht. Zijn opvolgers, Lodewijk XV en Lodewijk XVI, geloofden ook in het droit divin.
  • De staatskas was leeg en de staatsschuld nam toe:
    • verschillende oorlogen kostten veel geld
    • het luxe hofleven in Versailles kostte geld
    • de inkomsten van belastingen vielen tegen
  • Het bestuur en leger functioneerden slecht:
    • de vorsten namen verkeerde beslissingen
    • de adel en geestelijken hadden veel politieke macht
    • er waren te weinig goede ambtenaren
    • het leger raakte verzwakt door te weinig investeringen
  • De standenmaatschappij zorgde voor ongelijkheid en vrede:De bourgeoisie had geen inspraak, moest alles betalen, kreeg zwaardere straffen en hadden geen handel meer.
  • In de 18e eeuw ontstond een levendig wetenschappelijk klimaat. Wetenschappers kwamen bij elkaar in salons, genootschappen en academies om kennis en ervaring uit te wisselen.
    Al tijdens de Renaissance werd er veel kennis opgedaan over de natuur. Maar wetenschappers wouden nu juist meer ontdekken over hoe mensen het beste konden samenleven.
    De maatschappij had veel problemen, zoals bijgeloof en onwetendheid, en het volk volgden de uitspraken van de kerk en de koning.
    Wetenschappers vertrouwden juist op hun ratio.
  • Verlichting
    Periode van 1700 - 1800 waarin wetenschap en menselijk verstand centraal stonden en werden gebruikt.
  • Wetenschappers wilden verandering brengen in de religie. De kerk had veel invloed op het dagelijks leven, was groot, machtig en rijk.
  • Erasmus had kritiek op de kerk. Hij vond dat het christelijk geloof terug naar oorsprong moest en moest worden ontdaan van alle rijkdommen. De katholieke geestelijkheid troggelde veel geld af door middel van aflaten.
    Maarten Luther vond dit later ook.
  • In de 17e eeuw vroeg Balthasar Bekker zich openlijk af of bijgeloof rationeel was. Vanuit deze gedachte was het nog maar een kleine stap naar de vraag of het geloof in het geheel wel rationeel is.
  • Spinoza vond dat als God alles gemaakt heeft, dat Hij ook verantwoordelijk is voor alles. Bijgeloof bestond in Spinoza's theorieën niet.
    Spinoza moest uiteindelijk vluchten.
  • Voltaire stelde God voor als een horlogemaker. De wereld was een door God geschapen uurwerk dat de natuurwetten gehoorzaamde. Voltaire geloofde dat God de wereld had geschapen, en Zich daarna had teruggetrokken.
    Voltaire moest uiteindelijk vluchten.
  • Wetenschappers hadden niet alleen kritiek op de kerk en het geloof, maar ook op de manier waarop de samenleving werd bestuurd. Er kwam vooral kritiek op de absolute macht van de koning, en het droit divin.
  • De absolute vorsten vonden dat als een vorst eenmaal de macht had, het volk niks meer te zeggen had.
    Hier wou John Locke iets aan veranderen. Locke stelde dat iedereen vrij en gelijk is geboren. Iedereen bezit dus ook dezelfde grondrechten, zoals het recht op vrijheid, leven en bezit. Locke stelde dat het de taak was van de koning om deze rechten te bewaken.
  • Jean-Jacques Rousseau vond dat het volk alle macht moest hebben. Dit was alleen mogelijk als er een democratie kwam.
  • Montesquieu vond dat er een driemachtenleer moest komen. Dit was volgens hem een natuurwet die gold voor de samenleving.
    De absolute macht moest in drieën worden gedeeld:
    1. wetgevende macht
    2. uitvoerende macht
    3. rechtsprekende macht
  • In 1789 brak de Franse Revolutie uit.
    Om de opstanden een beetje onder controle te houden, riep Lodewijk XVI de Staten-Generaal bij elkaar.
  • De Eerste en Tweede stand vormden nog steeds de meerderheid in de Staten-Generaal. Hier was de Derde Stand het niet mee eens, en ze maakten zelf de Nationale Vergadering aan. Ze beloofden een grondwet op te stellen waarin de burgers meer rechten en gelijkheid zouden krijgen.
    Lodewijk XVI kon niks anders doen dan toegeven, maar ontsloeg wel zijn minister van financiën, die populair was bij het volk. Ook stuurde Lodewijk extra legereenheden naar Parijs om verdere onrust te voorkomen.
  • Op 14 juli 1789 bestormde het volk de Bastille, m te laten weten dat ze zich niks meer aantrokken van de koning.
  • In De Verklaring van de rechten van de Mens en Burger werden de afspraken over gelijkheid vastgesteld. Het motto van de Revolutie werd 'vrijheid, gelijkheid en broederschap'.
    De koning was het hier niet mee eens, en daarom kwam het volk weer in opstand. Ze dwongen Lodewijk XVI om naar Parijs te gaan.
  • De Nationale Vergadering maakte in 2 jaar een grondwet:
    • koning krijgt minder macht, en mag alleen nog ministers benoemen
    • wetten worden gemaakt door de Nationale Vergadering
    • je moet belasting betalen voor inspraak in de Nationale Vergadering -> wie betaalt, bepaalt.
    Het doel was om burgers aan de macht te krijgen.
  • Lodewijk XVI werd een landverrader genoemd doordat hij probeerde te vluchten. Nadat hij het leger van Oostenrijk had verzocht om Frankrijk aan te vallen, werd hij ontslagen als koning.
    In september 1792 werd Frankrijk een republiek.
    In januari 1793 werd Lodewijk XVI als gewone burger veroordeeld, en kwam hij uiteindelijk samen met zijn vrouw Marie-Antoinette onder de guillotine terecht.
  • Er kwam onenigheid over de dood van Lodewijk XVI.
    De Girondijnen waren een groep gematigden, die voor het doorvoeren van niet al te grote veranderingen waren.
    De Jacobijnen waren een groep radicalen, die voor het streng doorvoeren van veranderingen waren.
    De Jacobijnen grepen de macht onder leiding van Robespierre.
  • De Jacobijnen veroordeelden elke tegenstander ter dood, zonder rechtszaak.
    In de loop van 1793 vielen andere landen Frankrijk binnen, uit angst dat de revolutionaire gedachten zich zouden verspreiden.
    Soldaten uit Marseille riepen met een lied iedereen op om voor Frankrijk te vechten.
  • De Terreur eindigde pas toen Robespierre onder de guillotine belandde.
    In juli 1794 namen de Girondijnen de macht over. De chaos in het land bleef, en buitenlandse legers vielen Frankrijk opnieuw binnen.
    De aanvallen konden worden gestopt, maar het volk eiste weer een sterk bestuur en een krachtige leider. Dit werd Napoleon Bonaparte.
  • Napoleon Bonaparte was een goede legerleider.
    Terwijl hij op veldtocht was, groeide er onrust en chaos in Frankrijk.
    Napoleon pleegde in 1799 een staatsgreep, en bracht rust.
    Uiteindelijk kroonde Napoleon zichzelf tot keizer. Hij hield dit van 1804 -1814 vol.
  • Veel Europese landen voelden zich bedreigd door de revolutionairen in Frankrijk. Ze voerden oorlog tegen Frankrijk, maar verloren telkens. Deze oorlogen worden de Franse Oorlogen genoemd, en vonden plaats van 1792 tot 1815.
    De Fransen gingen van verdedigen naar aanvallen met behulp van de dienstplicht, en veroverden in 1795 de Nederlandse Republiek.
    In 1810 was Napoleons rijk op z'n grootst. Maar in 1812 maakte Napoleon de fout om Rusland aan te vallen.
  • Napoleon moest in ballingschap naar het eiland Elba. Hij ontsnapte, en maakte onderweg naar Parijs een nieuw leger aan. Uiteindelijk werd Napoleon verslagen bij Waterloo in 1815, en werd hij definitief verbannen naar St. Helena.
  • De machtsovername van Napoleon zorgde voor veel veranderingen in Europa:
    • er kwam een nieuwe leider in Frankrijk.
    • de veroverde landen werden onderdeel van het rijk, of een vazalstaat. zo werd de Republiek de Bataafse Republiek
    • er werden bestuurlijke vernieuwingen doorgevoerd, zoals de grondwet en vereenvoudiging van het bestuur
    • invoering Code Napoleon. dit wetboek zorgde voor meer gelijkheid
    • invoering maten en gewichten
    • invoering achternamen
  • In 1815 werd er op het Congres van Wenen door de leiders van de Europese landen overlegd over Europa na Napoleon.
    Er ontstonden nieuwe en grotere landen.
  • patriotten
    burgers die ingingen tegen het beleid van Willem V