In de 18e eeuw ontstond een levendig wetenschappelijk klimaat. Wetenschappers kwamen bij elkaar in salons, genootschappen en academies om kennis en ervaring uit te wisselen.
Al tijdens de Renaissance werd er veel kennis opgedaan over de natuur. Maar wetenschappers wouden nu juist meer ontdekken over hoe mensen het beste konden samenleven.
De maatschappij had veel problemen, zoals bijgeloof en onwetendheid, en het volk volgden de uitspraken van de kerk en de koning.
Wetenschappers vertrouwden juist op hun ratio.