Transport

Cards (70)

  • Transportsystemen
    Systemen die transport verzorgen in organismen
  • Circulatiesystemen bij dieren
    • Eencelligen en cellen met enkele lagen: transport vindt plaats op kleine afstanden dmv diffusie
    • Geleedpotigen hebben een open circulatiesysteem en een buisvormig hart dat lichaamsvloeistof rond de organen laat bewegen
    • Bij planten vindt er transport in twee richtingen plaats
  • Bloedsomloop
    Gesloten systeem wat het bloed scheidt van de rest
  • Bloedsomloop
    • Zorgt voor homeostase (dynamisch evenwicht in het interne milieu) door in het bloed opgeloste stoffen door het lichaam te transporteren en door de vrijgekomen warmte van de dissimilatie te verdelen over het gehele lichaam
  • Typen bloedsomloop
    • Enkelvoudige bloedsomloop: per omloop stroomt het bloed een keer door het hart
    • Dubbele bloedsomloop: bevat een kleine en een grote bloedsomloop waarbij het bloed twee keer door het hart stroomt
  • Kleine bloedsomloop
    Zuurstofarm bloed stroomt vanuit de rechterhartelft → beide longen → linkerhartelft. Bloed neemt dus zuurstof op en staat CO2 af
  • Grote bloedsomloop
    Zuurstofrijk bloed wordt via de linkerhelft → door het lichaam en alle organen → rechterhelft. Hierbij worden er voedingsstoffen en zuurstof aan de cellen afgegeven en CO2 en andere afvalstoffen worden opgenomen
  • Bloedsomloop bij gewervelde dieren
    • Amfibieën hebben een eenkamerhart
    • Reptielen scheiden het bloed grotendeels door een tussenschot
    • Zoogdieren en vogels hebben een volledig gesloten hart
  • Embryonale bloedsomloop
    1. Foetus krijgt in de baarmoeder zuurstof en voedingsstoffen via de placenta
    2. Ovale venster: de opening tussen de linker en de rechterboezem voor de geboorte. Het bloed stroomt dus grotendeels van de rechterboezem naar de linkerboezem → linkerkamer →aorta
    3. Ductus arteriosus: verbinding tussen de longslagader en de aorta bij een foetus. Bloed vanuit de rechterkamer komt dus via de longslagader ook in de aorta terecht
    4. Na de geboorte: weerstand in de longvaten neemt doordat de longen zich vullen met zuurstof. Bloed stroomt hierdoor vanuit de rechterkamer de longbloedvaten in. Ovale venster sluit door de hogere bloeddruk aan de linkerkant en de lagere bloeddruk aan de rechterkant. De ductus arteriosus verschrompelt en verdwijnt
  • Hart
    Orgaan dat de bloedsomloop in stand houdt
  • Onderdelen van het hart
    • Buiten: lopen de kransslagaders en de kransaders
    • Binnen: linker en rechterhelft zijn gescheiden met een tussenwand
  • Reis van het bloed
    onderste en bovenste holle ader → rechterboezem → rechterkamer → longslagader → beide longen → via de longaders naar de linkerboezem en kamer → aorta → aftakkende slagaders van de aorta voeren het bloed naar de organen
  • Hartkleppen
    Scheiden de boezems en de kamers
  • Halvemaanvormige kleppen
    Aan het begin van de longslagader en de aorta
  • Werking van het hart
    Systole, diastole en hartpauze
  • Er is systole in de hartboezems wanneer die vollopen met bloed en die trekken tegelijkertijd samen. Er is op dat moment diastole in de kamers
  • Als de kamer volstromen met bloed is er systole. De druk stijgt en de hartkleppen sluiten. Er is nu een diastole in de boezems
  • Als de druk in de kamers hoger wordt dan in de aorta en in de longslagaders openen de halvemaanvormige kleppen. → het bloed stroomt de slagaders in
  • Hierna vindt de hartpauze plaats: zowel de kamers als de boezems ontspannen zich dan
  • Harttonen
    Met een stethoscoop hoort een arts of de kleppen goed functioneren
  • Doffe harttoon
    Bij de samentrekking van de kamers slaan de hartkleppen dicht
  • Heldere harttoon
    Wanneer de halvemaanvormige kleppen dichtslaan
  • Hartruis
    Wanneer de kleppen niet goed sluiten of er is een gaatje in de wand tussen de boezems of de kamers
  • Sinusknoop
    Samentrekking wordt veroorzaakt door impulsen die in een groep gespecialiseerde cellen in de wand van de rechterboezem ontstaan
  • AV-knoop
    Tweede groep gespecialiseerde cellen tussen de rechterboezem en kamer
  • Bundel van His
    Vanuit de AV knoop door de harttussenwand → beide kamers
  • Hartslagfrequentie
    De snelheid waarmee de sinusknoop impulsen afgeeft
  • Slagvolume
    Hoeveelheid bloed die per hartslag door de lk.kamer in de aorta
  • Typen bloedvaten
    • Slagaders
    • Bloedvaten
    • Haarvaten
  • Slagaders
    • Dikke laag glad spierweefsel, stevig en elastisch → nodig bij de stootsgewijze pomp van het hart
  • Bloedvaten
    • Wand wordt steeds dunner en minder elastisch naarmate in de organen → bestaat uit glad spierweefsel wat nodig is voor de verdunning of verwijding
  • Aderkleppen
    Laten het bloed in een richting stromen
  • Haarvaten
    • Wand bestaat uit één cellaag → hierdoor kan er stofwisseling plaatsvinden
  • Regeling van de bloedstroom
    1. Kringspiertjes: bij de overgang tussen aders en haarvaten
    2. Vasoconstrictie en vasodilatatie: regelt de hoeveelheid bloed die er door een bepaald weefsel stroomt
  • Hoe hoger de inspanning hoe wijder de aderen en op andere plekken nauwer
  • Poortader
    Vervoert bloed uit de darmwand naar de lever
  • Bloeddruk
    De druk die het bloed uitoefent op de wand van de bloedvaten
  • Bovendruk
    De maximale druk op het moment dat de kamers zich samentrekken
  • Onderdruk
    De minimale druk tijdens de hartpauze
  • Hypertensie
    Voortdurende hoge bloeddruk → als de wanden van de slagaders onv meeveren met de samentrekking van de kamers