persoonlijkheidspsychologie

Cards (74)

  • Ook kunnen mensen antwoorden op een manier dat ze beter overkomen - socially desirable responding.
  • Personality development wordt gedefinieerd als dat wat van de menselijke persoonlijkheid gedurende het leven gelijk blijft en dat wat verandert.
  • Er zijn twee belangrijke vormen van stabiliteit: Rank order stability is de vorm van stabiliteit waarbij een persoon zijn positie binnen een groep, op een bepaalde trek, handhaaft. Mean level stability is de gemiddelde stabiliteit van de mens.
  • Personality change is het stabiel blijven van een onderliggende trek, maar het veranderen van het gedrag van die trek.
  • In de context van personality development geldt een aantal criteria waaraan voldaan moet worden willen zij als verandering gezien worden: internal: de veranderingen zijn intern - dus in de persoon zelf, niet slechts verandering. Enduring: de verandering zijn relatief permanent en niet tijdelijk
  • Temperament zijn individuele verschillen die vroeg ontstaan en die te maken hebben met gedrag gekoppeld aan emoties en arousal.
  • Rothbart onderscheidde 6 factoren waarin zij in staat was het temperament als trek te bepalen:
    1. Activity level - mate van motorische activiteit
    2. Smiling and laughter - mate van lachen
    3. Fear - mate van angst op nieuwe stimuli
    4. distress to limitations - mate van stress wanneer kind niet krijgt wat hij wilt
    5. soothability - troostbaarheid
    6. duration of orientation - aandachtsduur
  • Het onderzoek van Rothbart leidde tot 4 conclusies over de ontwikkeling in de eerste 12 maanden:
    1. appearance - stabiele verschillen ontstaan vroeg
    2. stability - redelijk stabiel over het eerste jaar
    3. intervals - stabiliteit hoger als de tussenpozen tussen metingen korter zijn
    4. increasing - stabiliteit neemt toe als kinderen ouder worden
  • De social-investment theory focust op de invloeden van de omgeving.
  • Deze vier vragen vormen de essentie van veel onderzoek van persoonlijkheidspsychologen:
    1. Aantal: hoeveel trekken zijn er?
    2. Organisatie: hoe zijn de trekken georganiseerd?
    3. Oorzaak: Hoe ontstaan trekken?
    4. Samenhang: Hoe hangen trekken met elkaar samen?
  • Traits zijn behulpzaam vanwege:
    1. Describe: ze helpen mensen te beschrijven
    2. explain: ze helpen bepaald gedrag verklaren
    3. predict: ze helpen bepaald gedrag voorspellen
  • Persoonlijkheid vormt omgeving, en andersom (person-environment interaction) dit gebeurt volgens 4 manieren:
    1. Perception - het bepaalt hoe we de omgeving interpreteren
    2. Selection - bepaalt welke situaties we heen gaan, met wie we vrienden worden etc
    3. Evocation - hoe anderen op ons reageren
    4. Manipulation - Hoe wij anderen beïnvloeden
  • Meeste mechanismen bestaan uit drie componenten:
    1. Input - de informatie vanuit de omgeving
    2. Decision rules: denkregels die worden toegepast
    3. Output - het gedrag dat hieruit voortkomt
  • Persoonlijkheid
    Kan op 3 niveaus onderzocht worden
  • Human nature
    • Beschrijft wat alle mensen hebben
    • Ontwikkeling van taal, psychologische processen etc.
  • Individual and group differences

    • Individual differences: Gekeken wordt tot welke groep iemand behoort en hoe mensen onderling verschillen
    • Group differences: Gekeken wordt hoe persoonlijkheden tussen groepen verschillen - bijv tussen man en vrouw
  • Individual differences

    • Iedereen is anders, niemand is gelijk
    • Discussiepunt is hoe dit onderzocht moet worden: Nomothemisch (vergelijken met een normgroep) of idiografisch (individueel onderzoek, case-studies)
  • Dispositional domain:
    Houdt zich bezig met hoe mensen van elkaar verschillen.
  • Biological domain:
    Richt zich voornamelijk op genetics, psychophysics (hoe werkt het lichaam en hoe heeft dit invloed op onze persoonlijkheid) en evolutie.
  • Intrapsychic domain:
    Houdt zich bezig met onbewuste motivaties (denk aan Freud).
  • Cognitieve-experimentele domein:
    Houdt zich bezig met de subjectieve ervaring. Heeft veel te maken met het zelfconcept.
  • Sociaal en cultureel domein:
    Hoe onze cultuur en sociale omgeving onze persoonlijkheid beïnvloedt.
  • Adjustment domain:
    Loopt door alle domeinen heen en houdt zich bezig met hoe we ons aanpassen aan veranderingen.
  • Traits als interne causale eigenschappen: traits als interne eigenschappen die aanzetten tot gedrag.
    Traits als descriptieve labels: puur beschrijvend zonder ze als oorzaak van gedrag te zien.
  • Personality coherence houdt in dat er veranderingen zijn in de uitingen van persoonlijkheidsvariabelen in de loop van de tijd, zelfs als de onderliggende kenmerken stabiel blijven.
  • Traits vertegenwoordigen het typische gedrag van een persoon over langere perioden. States variëren over tijd en situaties.
  • Act frequency approach omvat 3 stappen:
    1. Act nomination - nomineert bepaald gedrag en bekijkt in welke trait-categorie het hoort
    2. Prototypically judgement - welke gedragingen zijn elementair voor een bepaalde trait-categorie
    3. Recording of act performance - men meet het voorkomen van gedrag bij personen
  • Er zijn 2 criteria voor de lexical approach:
    1. Synonym frequency - hoe meer synoniemen van het woord, hoe belangrijker.
    2. Cross-cultural universality - hoe meer het woord voorkomt in andere talen, hoe belangrijker.
    Uitdagingen zijn echter:
    • Ambigue of moeilijke woorden
    • Bijvoeglijke naamwoorden vs zelfstandige naamwoorden
  • Statistical approach: waarbij men zich richt op statische procedures.
  • Theoretical approach: waarbij een theorie bepaalt welke traits moeten voorkomen
  • Structuur van Eysenk's hierarchie:
    1. Super traits - 3 hoofd-traits
    2. Narrower traits - specififieke trekken die behoren tot super traits
    3. Habitual acts - gedragspatronen die behoren bij specifieke narrower traits
    4. Specific acts - specifiek gedrag. bij voldoende herhaling naar niveau 3
  • Five factor model bestaat uit:
    1. extraversie of surgency
    2. agreeableness
    3. conscientiousness
    4. emotional stability
    5. opennnes-intellect
  • HEXACO model heeft nog een 6e factor: honesty-humility
  • Sommige situaties lokken gedrag uit bij mensen dat helemaal niet bij ze hoort. Dit heet situation specificity.
  • Er zijn 3 voorname manieren waarin situatie en persoonlijkheid communiceren:
    1. Situational selection - onze persoonlijkheid kiest de situaties die het beste bij ons past
    2. Evocation - onze persoonlijkheid bepaalt ook hoe andere mensen op ons reageren.
    3. Manipulation - Onze persoonlijkheid bepaalt hij wij het gedrag van andere mensen beïnvloeden.
  • Mogelijke distortions bij het berekenen van een score van self-reports
    • Carelesness
    • Defensiveness
    • Faking
  • Carelesness
    Mensen zijn niet gemotiveerd of hebben de instructies niet goed begrepen
  • Voorkomen van Carelesness
    1. Infrequency scale toevoegen (vragen die betrekking hebben op weinig mensen)
    2. Meerdere vragen terugkomen
  • Defensiveness

    Mensen voelen zich niet aangetrokken tot de opties en gaan neutraal kiezen (middle category endorsement)
  • Faking
    Tests verwerpen die wel eerlijk zijn ingevuld = false negative, tests accepteren die fake zijn = false positive