Save
gs hfst 1 en 2
Save
Share
Learn
Content
Leaderboard
Learn
Created by
e m
Visit profile
Cards (104)
Monarchie
Nederland
heeft een koning als
staatshoofd
Republiek
De meeste landen in
Europa
zijn een
democratie
Parlementaire democratie
Het volk beslist met stemmen, we kiezen ons parlement (
Eerste
+
Tweede Kamer
)
Constitutionele monarchie
Je kan niet regeren zonder het parlement
Dictatuur
Alleenheerser met alle macht
Rechtsstaat
Macht is verspreid in drie delen:
rechterlijke
macht,
wetgevende
macht, uitvoerende macht
Machten in een rechtsstaat
Rechterlijke
macht (alle rechters)
Wetgevende
macht (Tweede Kamer)
Uitvoerende
macht (politie)
Wetgeving
1.
Eerste Kamer
controleert wetten
2.
Tweede Kamer
maakt wetten samen met regering
Regering
Kabinet
(ministers) en
koning
Bevoegdheden
Eerste en Tweede Kamer
Controlerend
Wetgevend
Eerste Kamer
wordt gekozen door provinciale staten
Tweede
Kamer
wordt gekozen door burgers bij verkiezingen
Coalitie
Partijen die samen kunnen regeren en het
kabinet
vormen
Oppositie
Partijen die niet in de
coalitie
zitten en het
kabinet
controleren
Klassieke grondrechten
Bescherming
tegen
overheid
Vrijheid
van
godsdienst
Vrijheid
van
meningsuiting
Vrijheid
van
vereniging
en vergadering
Vrijheid
van
onderwijs
Sociale grondrechten
Bestaanszekerheid
Onderwijs
Gezondheidszorg
Wonen
Werk
Rechtsbijstand
Nederland
was eerst een republiek voordat het een
koninkrijk
werd
Koning Willem I
had alle macht in de nieuwe grondwet
Koning
Willem
II dacht ook dat hij alle macht moest hebben
Liberalen
Willen meer
vrijheid
voor
burgers
De ministers zijn verantwoordelijk voor wat de
koning
zegt of
doet
De koning kan
niets fout doen
Ministeriële verantwoordelijkheid
Ministers zijn aangesteld door het
parlement
, niet de
koning
Onschendbaarheid
van de koning
De koning is niet verantwoordelijk voor zijn handelingen, maar de ministers
Koning Willem III
was tegen de
liberale
grondwet
Koning Willem III
wilde
Luxemburg
verkopen zonder de regering in te lichten
Het
parlementaire
stelsel heeft gewonnen van de koning, maar niet iedereen mocht eerst stemmen (
censuskiesrecht
)
Meer
mensen mochten stemmen
, waardoor groepen als de 'kleine luyden' zich gingen organiseren
Katholieken
en protestanten werkten samen om sterker te staan tegen de
liberalen
Tijdens de industriële
revolutie
had Nederland meer grondstoffen nodig en veroverde daarom meer
kolonies
De
leefomstandigheden
in de snel gebouwde arbeiderswijken waren slecht en veel mensen werden ziek
Arbeiders
kregen weinig loon
, zodat de winst hoog bleef
Communisme
Conflict tussen arm en rijk,
daarna
eerlijke verdeling van
rijkdom
Sociaaldemocraten
Willen meer stemrecht en meer
gelijkheid
Feministen
richtten de Vereniging voor
Vrouwenkiesrecht
op
Europa
1900
was een mengeling van
modern
en ouderwets
Nationalisme werd heel belangrijk in
Europa
door nieuwe uitvindingen waardoor mensen
meer
contact met elkaar kregen
Het
nationalisme zorgde voor
het verheerlijken van het eigen volk ten koste van andere volken
De
Europese
grootmachten wilden kolonies voor de grondstoffen (modern
imperialisme
)
De
Europese landen maakten
twee bondgenootschappen om zich veiliger te voelen
See all 104 cards