geschiedenis hc

Cards (53)

  • Britse rijk (1585-1900)
  • Begin van de Engelse expansie
    1. Engelsen verkennen Noord-Amerika als mogelijke uitvalsbasis in de strijd met Spanje en als eventuele kolonie
    2. Engelse protestantse Pilgrim Fathers stichten in 1620 een Engelse nederzetting met als doel een geheel nieuwe samenleving te beginnen
    3. Groei van Engelse kolonisten in Amerika in de 17e eeuw
    4. Handelscontacten met inheemse bevolking
    5. Bloedige oorlogen en geïmporteerde ziekten decimeren inheemse bevolking
  • Vestigings- en plantagekoloniën
    • Noordelijke koloniën aan de oostkust waren vestigingskoloniën, gericht op landbouw, handel en nijverheid
    • Zuidelijke koloniën ontwikkelden zich tot plantage-economieën, waar producten als tabak en katoen voor de export werden verbouwd
  • Dertien koloniën aan de oostkust van Noord-Amerika vormden slechts een deel van het Britse rijk in Amerika
  • Andere Engelse plantagekoloniën in het Caribisch gebied, zoals Barbados en Jamaica, waren winstgevender
  • Alle Engelse koloniën maakten gebruik van de arbeid van slaafgemaakten, maar in de zuidelijke plantagekoloniën vormden zij een groter deel van de bevolking
  • De driehoekshandel, waarvoor de Engelsen de Royal African Company oprichtten, was lucratief
  • Invloed van de verlichting
    • Europese kolonisten kwamen in aanraking met Verlichte ideeën zoals de trias politica, het idee van volkssoevereiniteit en van natuurlijke rechten
    • Kolonisten hadden geen politieke vertegenwoordiging in het parlement in Groot-Brittannië maar betaalden wel belastingen
    • Kolonisten kwamen in 1776 in opstand en vormden een onafhankelijke federale staat, de Verenigde Staten van Amerika
    • Vanaf einde 18e eeuw kwam in verlichte en religieuze kringen het abolitionisme op, gericht op het afschaffen van slavernij
  • Verbod op de slavenhandel in het Britse Rijk in 1807 betekende de economische neergang van Barbados en Jamaica
  • In 1833 verbood Groot-Brittannië slavernij in grote delen van het rijk
  • India tot de 18e eeuw

    1. Sinds begin 17e eeuw had de East India Company factorijen in India, waar zij handeldreef met de Mogol-vorsten
    2. Toen positie van deze vorsten verzwakte, breidde de East India Company haar macht over India uit
    3. Verdrag van Allahabad in 1765 betekende begin van Britse rijk in India
    4. East India Company heerste over groot deel Indiase subcontinent, innen van belasting was belangrijke inkomstenbron
  • India in de 19e eeuw
    • Britse controle over rijk en bescherming van handel werden uitgeoefend door Royal Navy en Brits-Indische leger, bestaand uit Indiase soldaten onder Britse officieren
    • Nauwelijks migratie vanuit Groot-Brittannië, geen vestigingskoloniën
    • Kleine groep Britten voerde bestuur over miljoenen Indiërs, maakten gebruik van bestaand inheems bestuur
    • Veel Indiërs accepteerden Brits gezag, ondanks afwijzing van religieuze en sociale gebruiken
    • Opstand Indiase soldaten in 1857 werd hard neergeslagen door Britten
  • India kwam na opstand van 1857 onder direct gezag van Britse regering, koningin Victoria werd keizerin van India
  • Verband met Industriële Revolutie
    • In India werden plantages opgezet voor teelt handelsgewassen
    • India werd belangrijk afzetgebied voor Engelse industrieproducten, concurrerend met Indiase huisnijverheid
    • Britse koloniale macht breidde zich uit via spoorwegen, stoomschepen en opening Suezkanaal zorgden voor snellere verbinding met moederland en grotere controle
    • Britten voerden Engelse taal, rechtssysteem en onderwijssysteem in, hoogopgeleide Indiërs richtten in 1885 Indian National Congres op
  • Bezit van koloniën vergrootte economische voorsprong Groot-Brittannië in 18e en 19e eeuw op andere landen
  • Opkomst Industriële Revolutie
    1. Uitvindingen zoals Spinning Jenny en stoommachine
    2. Bevolkingsgroei en toename vraag naar goederen en aanbod goedkope arbeid
    3. Ondernemers investeerden winsten uit koloniën in industrie en transport in Groot-Brittannië, waar vaarwegen en spoorwegen werden aangelegd
    4. Grondstoffen, met name katoen, kwamen uit koloniën in Caribisch gebied, Verenigde Staten en India
    5. India werd belangrijke afzetmarkt voor Britse katoenindustrie
  • Sociale wetten
    • Ondernemers streefden naar liberale markteconomie met vrijhandel en kleine rol overheid, ook binnen Britse wereldrijk
    • Overheid deed aanvankelijk niets aan slechte leef- en werkomstandigheden arbeiders
    • Reform Bill in 1832 gaf ondernemers meer politieke invloed
    • Industrialisatie leidde tot vorming nieuwe sociale klassen, fabrieksarbeiders kwamen in protest
    • Overheid greep vanaf 1833 in met Factory Acts om excessen te voorkomen, mede onder invloed van Robert Owen
  • Fabrikanten investeerden ook in winstgevende projecten in de koloniën, Londen werd financieel hart van de wereld
  • Na 1870 kreeg Britse industrie te maken met groeiende concurrentie van Verenigde Staten en Duitsland
  • Britten breidden hun wereldrijk aan einde 19e eeuw verder uit op zoek naar nieuwe markten
  • Rond 1900 heerste Groot-Brittannië over een kwart van de wereldbevolking
  • Na Eerste Wereldoorlog werd in Duitse keizerrijk de republiek uitgeroepen, met sociaaldemocratische regering
  • Duitse democratie was vanaf begin wankel door tegenstand conservatieve elite en extremistische groepen
  • Groot deel Duitse bevolking had weinig vertrouwen in leiders Republiek, gevoed door dolkstootlegende
  • Duitse economie leed onder hoge herstelbetalingen en verlies grondstofrijke gebieden, bloeide pas weer op dankzij Dawesplan en verzoeningspolitiek met Frankrijk
  • Beurskrach 1929 trok Duitsland mee in diepe economische crisis
  • Je moet nu Engels leren voor je examen
  • Dat is een groot gevolg
  • Historische context: Duitsland (1918-1991)
  • Na de Eerste Wereldoorlog
    1. Republiek uitgeroepen in het Duitse keizerrijk
    2. Sociaaldemocratische regering tekende de wapenstilstand
    3. Begon met de opbouw van een parlementaire democratie
    4. Democratie was vanaf het begin wankel door tegenstand van conservatieve elite en extremistische groepen
  • Een groot deel van de Duitse bevolking had weinig vertrouwen in de leiders van de Republiek
  • Zij hielden hen verantwoordelijk voor de nederlaag in de Eerste Wereldoorlog en het opgelegde Verdrag van Versailles uit 1919
  • De opkomst van Hitler
    1. Duitse economie had te lijden van hoge herstelbetalingen en verlies van grondstofrijke gebieden
    2. Economie bloeide op dankzij Dawesplan en verzoeningspolitiek met Frankrijk
    3. Beurskrach van 1929 trok Duitsland in diepe economische crisis
    4. NSDAP onder leiding van Hitler groeide uit tot massaorganisatie
    5. Hitler beloofde welvaart, nationale eenheid en ongedaan maken Verdrag van Versailles
    6. Hitler werd in 1933 benoemd tot rijkskanselier
    7. Machtigingswet zette parlement buitenspel, einde Republiek van Weimar
  • Hitlers politiek
    1. Opbouw totalitair regime, bevolking gecontroleerd door overheid
    2. Terreur en propaganda nazificeerden samenleving
    3. Eerste slachtoffers waren politieke tegenstanders, gevolgd door degenen die niet tot Volksgemeinschaft behoorden
    4. Regime kreeg lang steun door economisch herstel
    5. Eis tot aansluiting Duitstalige gebieden leidde tot Conferentie van München
    6. Appeasementpolitiek Groot-Brittannië
    7. Na inval in Polen verklaarden Groot-Brittannië en Frankrijk Duitsland oorlog
    8. Duitsland veroverde grote delen Europa, stelde rechtsstaat buiten werking en voerde arbeidsdienst in
    9. Joden systematisch uitgesloten van openbare leven en getransporteerd naar vernietigingskampen
    10. Eerste concentratiekampen voor communisten, later ook voor Joden
  • Duitsland na Tweede Wereldoorlog
    1. Westerse geallieerden en Sovjet-Unie versloegen Duitsland
    2. Duitsland sociaal, economisch, politiek en moreel ontwricht
    3. Geallieerden verdeelden Duitsland in vier bezettingszones
  • Van bezettingszones naar invloedssferen
    1. Spanningen tussen Sovjet-Unie en westerse geallieerden over opbouw naoorlogs Europa
    2. Sovjet-Unie wilde communistische regimes installeren in sovjetzone
    3. Verenigde Staten wilden dam opwerpen tegen communistische expansie
    4. Tijdens Blokkade van Berlijn wisten Amerikanen West-Berlijn te behouden
    5. In westelijke bezettingszone werd Bondsrepubliek Duitsland opgericht, in sovjetzone Duitse Democratische Republiek
  • BRD en DDR
    1. West-Duitsland ontwikkelde zich tot democratie, lid van internationale organisaties
    2. DDR werd totalitaire dictatuur, bevolking onder strenge controle Staatssicherheitsdienst
    3. DDR deel van Oostblok, economische malaise door herstelbetalingen en slecht functionerende planeconomie
    4. DDR-burgers vluchtten naar Westen, Berlijnse muur stopte dit
  • Ostpolitik
    1. Vanaf jaren 1960 verbeterden relaties tussen Sovjet-Unie en Verenigde Staten
    2. Brandt probeerde met Ostpolitik relatie met DDR en Oost-Europa te verbeteren
    3. In 1972 erkenden BRD en DDR elkaar als gelijkwaardige staten
    4. Bondsrepubliek hield vast aan streven naar Duitse eenheid
    5. Brandt zette zich in voor Europese integratie
    6. DDR-leider Honecker zag Duitse deling als definitief
  • Gevolgen van glasnost en perestrojka
    1. Gorbatsjov probeerde Sovjet-Unie te hervormen met glasnost en perestrojka
    2. DDR-leiding keerde zich af van liberale koers Sovjet-Unie
    3. Veel DDR-burgers ontevreden, protestbeweging voor meer vrijheid en hervormingen
    4. Via Oost-Europese landen trokken veel DDR-burgers naar Westen
    5. Op 9 november 1989 viel Berlijnse muur
    6. In 1990 werd Duitsland herenigd, Koude Oorlog kwam ten einde
  • De rol in Europa
    1. Kohl accepteerde invoering euro in ruil voor Franse steun
    2. Integratie voormalige DDR en immigratie waren uitdagingen
    3. Verenigd Duitsland integreerde snel in Europa, nam leidende rol op zich