Biomoleculen 1

Cards (53)

  • Biomoleculen

    Belangrijke voedingsstoffen en spelen een rol in het metabolisme (stofwisseling)
  • Biomoleculen
    • Micromoleculen (water, ionen, aminozuren)
    • Macromoleculen (Proteїnen, Nucleїnezuren, Lipiden, Koolhydraten)
  • Water
    Polair molecuul met permanent dipool
  • Interacties tussen naburige watermoleculen
    1. In water kan elk molecuul maximum 4 waterstofbruggen vormen
    2. In de vloeibare fase: sterke wisselwerking (een van de gevolgen is de hoge oppervlaktespanning van water)
    3. Elk H-atoom: betrokken in een H-brug met een naburig molecuul (water als donormolecuul)
    4. Zuurstof atoom: kan 2 NGEP ter beschikking stellen aan andere buurmoleculen (water als acceptor)
  • Waterstofbruggen
    Niet-covalente bindingen waarbij een waterstofatoom gemeenschappelijk wordt gedeeld door twee naburige atomen
  • De overige biomoleculen zijn voor een groot deel in deze 'interne zee' van water opgelost
  • De structuur van eiwitten, nucleinezuren en membranen is voor een deel te danken aan hun interactie met water
  • Intermoleculaire krachten
    Aantrekkingskrachten tussen stabiele moleculen (identieke of verschillende)
  • Tafelsuiker lost makkelijk op in water. Dit is gebaseerd op intermoleculaire krachten tussen de suiker- en watermoleculen
  • Aminozuren
    Twintig aminozuren die voorkomen in het menselijk lichaam, verschillen in 'R'-groep (zijketen)
  • Ioniseerbaarheid van aminozuren

    Zowel de aminogroep als de carboxylgroep van de aminozuren zijn ioniseerbaar, afhankelijk van de pH
  • Bij fysiologische pH (pH ~7) is de carboxylgroep volledig geioniseerd tot COO-
  • Bij neutrale pH is er 103 meer NH3+-groepen dan NH2-groepen
  • Post-translationele modificatie

    Sommige aminozuurketens worden na inbouw van het aminozuur in een eiwit nog chemisch gewijzigd
  • Peptidebindingen
    Hebben geen vrije draaibaarheid
  • Peptiden
    • Dipeptiden (2 AZ)
    • Tripeptiden (3 AZ)
    • Tetrapeptiden (4 AZ)
    • Polypeptiden (20 - 100 AZ)
    • Proteїnen (gewoonlijk grote tot zeer grote polypeptiden die bestaan uit 1 of meerdere ketens(s) van honderden aminozuren)
  • Eiwitten
    • Zijn organische moleculen
    • Zijn opgebouwd uit aminozuren
    • Het menselijk lichaam bevat 1000den proteïnen
    • Elke functie in de cel is afhankelijk van proteïnen
    • Proteïnen spelen een cruciale rol in bijna alle biologische processen
  • Primaire structuur

    Aminozuursequentie (aminozuurvolgorde) van een eiwit
  • De informatie voor de precieze aminozuurvolgorde van het eiwit insuline ligt vast in de basenvolgorde van het insulinegen
  • Structuur van eiwitten

    • Primaire structuur (aminozuurvolgorde in de polypeptideketen)
    • Secundaire structuur (lokaal niveau) - interacties tussen nabijgelegen aminozuren
    • Tertiaire structuur (globaal niveau)
    • Quaternaire structuur
  • Alfa-helix

    Rechtsdraaiende spiraal van de peptideketen, waarbij de CO-groep van aminozuur 1 een waterstofbrug vormt met de NH-groep van een aminozuur vier plaatsen meer naar het carboxyterminaal
  • Beta-vouwblad

    Vlakke structuur, waar de polypeptide keten bijna volledig uitgerekt is, gestabiliseerd door talrijke H-bruggen tussen CO- en NH-groepen van aminozuren die ver van elkaar liggen
  • Tertiaire structuur

    Unieke drie-dimensionale structuur van elk polypeptide, bepaald door de aminozuursequentie, gestabiliseerd door disulfidebindingen, hydrofobe interacties, waterstofbruggen en ionische interacties
  • Polypeptideketens die langer zijn dan 200 aminozuren bestaan gewoonlijk uit twee of meer domeinen
  • Polypeptide
    A chain of amino acids
  • Domains
    • The fundamental functional and three-dimensional structural units of polypeptides
    • Polypeptide chains greater than 200 amino acids in length generally consist of two or more domains
  • Tertiary structure

    The compact three-dimensional structure of a polypeptide
  • Interactions stabilizing tertiary structure

    • Disulfide bonds
    • Hydrophobic interactions
    • Hydrogen bonds
    • Ionic interactions
  • Disulfide bond

    A covalent linkage formed from the sulfhydryl group (–SH) of each of two cysteine residues, to produce a cystine residue
  • Hydrophobic interactions

    Amino acids with nonpolar side chains tend to be located in the interior of the polypeptide molecule, where they associate with other hydrophobic amino acids
  • Structural determinations have provided a wealth of information about how proteins perform their functions
  • The spatial structure is responsible for the protein functions
  • Protein classification based on function

    • Enzymes
    • Hormones
    • Transport proteins
    • Immunoglobulins
    • Structural proteins
  • Quaternary structure
    The spatial structure of a non-covalently bound group of proteins; the members of this group are called subunits
  • Hemoglobin
    • A globular protein that transports oxygen in red blood cells
    • A heterotetrameric (4 subunits) structure: α2β2
  • Allosteric protein

    A protein that can exist in two states (R and T) and the binding of a ligand to one subunit affects the binding of a ligand to the other subunits
  • Hemoglobin binds oxygen cooperatively, meaning that the binding of oxygen to a site in one chain increases the likelihood that the remaining chains will bind oxygen
  • Hemoglobin types

    • HbF (fetal hemoglobin)
    • HbA (adult hemoglobin)
  • HbF
    • Composed of α-chains and γ-chains
    • Has higher oxygen affinity than HbA
  • Hemeproteins
    Specialized proteins that contain heme as a tightly bound prosthetic group