Spijsverteringskanaal

Cards (107)

  • Tractus digestivus
    Het Spijsverteringskanaal
  • Het spijsverteringskanaal is ± 9 meter lang
  • Functie van het spijsverteringskanaal
    • Vertering van voedsel
    • Absorptie van water en nutriënten
    • Eliminatie van onverteerbare delen
  • Processen in de tractus digestivus
    1. Opname van voedsel en voedsel in de mondholte
    2. Kauwen van voedsel in kleinere delen
    3. Voortbewegen van het gekauwde voedsel
    4. Secretie van slijm, enzymen, zuren, alkalische vloeistoffen en gal
    5. Vrijkomen van hormonen
    6. Chemische vertering d.m.v. enzymen waarbij grote moleculen worden afgebroken in kleinere moleculen
    7. Absorptie van kleine moleculen en water
    8. Eliminatie van niet opgenomen voedingstoffen
  • Onderdelen van de tractus digestivus

    • Oesophagus
    • Maag
    • Dunne darm: Duodenum, Jejunum, Ileum
    • Dikke darm: Cecum, Appendix, Colon, Rectum, Anaal kanaal
  • De wand van de tractus digestivus bestaat uit concentrische lagen
  • Mucosa
    • Epitheel: het lumen wordt afgelijnd door een epitheel
    • Lamina propria: een laag los bindweefsel rijk aan bloedvaten, met klieren, lymfoïd weefsel en soms lymfefollikels
    • Muscularis mucosae: laag spierweefsel, die de mucosa van de submucosa scheidt en zorgt voor beweging van de mucosa
  • Submucosa
    • Dicht bindweefsel. Hierin grotere bloedvaten, lymfevaten en lymfoïd weefsel. In deze laag klieren in de oesophagus en duodenum. Ook een component van het inwendige zenuwstelsel: plexus van Meissner (submucosus), die de bewegelijkheid van de mucosa en de secretoire activiteit van de klieren controleert
  • Muscularis externa

    • Een dikke gladde spierlaag verantwoordelijk voor de voortbeweging van de inhoud van het spijsverteringskanaal. Het glad spierweefsel is in 2 lagen gerangschikt: een binnenste circulaire en een buitenste longitudinale. In het bindweefsel tussen de 2 lagen bloed- en lymfevaten. En de tweede component van het inwendige zenuwstelsel: Plexus van Auerbach (myentericus). Reguleert de activiteit van de muscularis externa, waardoor de darminhoud wordt gemengd en voortgestuwd
  • Serosa (adventitia)

    • Bestaat uit een dunne laag losmazig bindweefsel rijk aan bloed-, lymfevaten, vetweefsel en een eenlagig plaveisel epitheel (= mesotheel). In de abdominale ruimte is de serosa continue met het mesenterium (ondersteunt het darmkanaal) en het peritoneum (= een sereus membraan dat de buikholte bekleedt). Op plekken waar de tractus digestivus niet in de buikholte ligt maar aan een andere structuur grenst is de serosa vervangen door een dikke adventitia (= bindweefsellaag)
  • Componenten van het enterische zenuwstelsel

    • Inwendige component: Plexus submucosus, Plexus van Auerbach (myentericus)
    • Uitwendige component: Post ganglionaire orthosympatische vezels, Preganglionaire parasympatische vezels, Sensorische afferente banen
  • De plexus van Meissner (submucosaal) is gelegen in de submucosa en betrokken bij de regulatie van secretie en absorptie processen in de mucosa en submucosa
  • De plexus van Auerbach (myenterisch) is gelegen tussen de 2 lagen glad spierweefsel van de muscularis externa en betrokken bij de regulatie van de motiliteit van de respectieve spierlagen
  • Bij Chagas disease zijn de plexuses van het darmkanaal ernstig beschadigd, waardoor de bewegelijkheid van de darm is verstoord en op sommige plaatsen dilataties van de darm ontstaan
  • Het autonome innervatie systeem van de darm verklaart ook het effect van emotionele stress op de maag en andere delen van het darmkanaal
  • Oesophagus
    25 cm lange (spier) buis die het "gemalen" voedsel van de pharynx naar de maag brengt
  • Bouw van de oesophagus
    • Mucosa: meerlagig onverhoornend plaveisel epitheel, lamina propria met klieren, muscularis mucosae
    • Submucosa: fibroelastisch bindweefsel met klieren
    • Muscularis externa: binnenste circulaire laag spierweefsel, buitenste longitudinale laag spierweefsel, met daartussen de plexus van Auerbach
    • Bovenste 1/3 deel skelet spierweefsel, middelste 1/3 deel skelet en glad spierweefsel, onderste 1/3 deel glad spierweefsel
    • Oesophagus is bedekt met een adventitia (buitenste laag) totdat het het diafragma ingaat, daarna is het bedekt met een serosa
    • 2 fysiologische sphincters: Pharynxoesophageale sphincter, Gastro-oesophageale sphincter
  • Bij de overgang van de oesophagus naar de maag is er een abrupte overgang van meerlagig onverhoornend epitheel naar eenlagig cilindrisch epitheel
  • Maag
    Meest gedilateerde deel van de tractus digestivus. Functie: vervolg van de vertering van koolhydraten, toevoegen van zure vloeistof (HCl) en mixen tot chyme, begin van vertering van triglyceriden en proteïnen
  • Gebieden van de maag

    • Cardia
    • Fundus
    • Body (corpus)
    • Pylorus
  • Cardia en Pylorus gebied produceren vnl. mucus en hebben dezelfde histologische structuur. Fundus en Body gebied bevatten klieren en produceren zure maagvloeistof
  • Rugae: longitudinale plooien van de mucosa en de submucosa, die verstrijken bij een volle maag
  • Gastric body mucosa

    • Gastric pits (foveolae): invaginaties in de mucosa (epitheel + lamina propria) waarin 2-3 klieren uitmonden
    • Epitheel: eenlagig cilindrisch met surface mucous cells die dikke alkali produceren
  • ag
    1,5-3 cm
  • Fundus
    Koepelvormig gebied links van de oesophagus (verschilt histologisch niet van het body (corpus) gebied)
  • Body (corpus)

    Grootste gebied
  • Pylorus
    Trechtervormig gebied (naar de dunne darm) met dikke pylorus sphincter
  • Cardia en Pylorus gebied produceren vnl. mucus en hebben dezelfde histologische structuur
  • Fundus en Body gebied bevatten klieren en produceren zure maagvloeistof
  • Rugae
    Longitudinale plooien van de mucosa en de submucosa, die verstrijken bij een volle maag
  • Gastric body mucosa

    • F = foveolae (gastric pits)
    • C = hoofdcellen aan de basis van de klier
    • M= mucosa
    • MM = muscularis mucosae
    • SM = submucosa
  • Gastric pits (foveolae)

    Invaginaties in de mucosa (epitheel + lamina propria) en openen in het lumen van de maag. Zijn het diepst in het pylorus gebied. Hierin monden uit 2 – 3 klieren uit de lamina propria. Door gastric pits oppervlaktevergroting.
  • Surface mucous cells

    Produceren dikke alkalische mucus; bescherming tegen beschadiging door voedselbrok en maagzuur
  • Stamcellen
    Komen voor in het smalle gebied (isthmus) tussen gastric pits en de maagklieren (in de lamina propria). Bij deling schuiven cellen naar boven om de surface mucous cells te vervangen (4 – 7 dagen). Het opschuiven naar onder (klieren) gaat veel langzamer.
  • Lamina propria

    Losmazig goed gevasculariseerd bindweefsel met lymfocyten en gladde spiercellen. Het meeste van de lamina propria wordt ingenomen door de fundus (oxyntic) klieren.
  • Maagklieren (corpus)

    Vertakte tubulo-alveolaire klieren (2 – 3) in de lamina propria; komen uit in de gastric pits. Worden verdeeld in: Isthmus /Neck, Basis
  • Celtypen in de maagklieren
    • Mukeuze halscellen (mucous neck cells)
    • Parietale cellen (= wandcellen; oxyntic cells)
    • Chief cells (Zymogenic cells, hoofdcellen)
    • Entero-endocriene cellen
  • Mukeuze halscellen

    Komen voor alleen of in clusters tussen de andere cellen in de nek van de maagklieren. Deze cellen zijn langwerpig, hebben een kleine, ronde kern en vormen een koolhydraatrijk secreet dat meer zure kenmerken heeft dan het neutrale slijm van de slijmnapcellen.
  • Parietale cellen

    Tussen de mukeuze nekcellen maar ook in de dieper gelegen delen van de klieren. Ronde centrale kern en eosinofiel cytoplasma (door vele mitochondria). Cel heeft invaginaties in de apicale plasma membraan: intracellulaire canaliculi. Parietale cellen produceren HCL en intrinsic factor.
  • Intrinsic factor (glycoproteine) is nodig voor vitamine B12 absorptie in de dunne darm. B12 is een cofactor nodig voor DNA synthese. Een lage concentratie van vitamine B12 leidt tot verminderde productie van erythroblasten welke weer leidt tot pernicieuse anemie.