Planten en dieren

Cards (91)

  • Windbestuiving
    Bloemen worden bestoven door de wind
  • Insectenbestuiving
    Bloemen worden bestoven door insecten
  • Bloemen hebben verschillende kenmerken die zijn aangepast aan de manier waarop ze worden bestoven
  • Bloemen met windbestuiving
    • Kleine, onopvallende bloemen zonder bloemblaadjes of geur
    • Vaak groen of geel van kleur
    • Geen nectar, maar produceren veel licht stuifmeel
    • Meeldraden en stampers goed blootgesteld voor contact met wind
  • Bloemen met insectenbestuiving
    • Kleurrijk en divers van vorm met bloemblaadjes en kelkbladeren
    • Felgekleurd en hebben een sterke geur
    • Produceren nectar als beloning voor bestuivers
    • Stuifmeel is kleverig en zwaar, blijft aan bestuivers hangen
    • Meeldraden en stampers vaak verborgen in de bloem
  • Soorten planten

    • Klimplanten
    • Voorjaarsbloeiers
    • Rozetvormende planten
    • Waterplanten met drijvende bladeren
  • Organen van planten
    • Bloem
    • Stengel
    • Bladeren
    • Wortels
  • Wortels
    Geven de plant stabiliteit in de grond en nemen water en mineralen op
  • Stengel
    Verantwoordelijk voor transport van water en opgeloste stoffen binnen de plant
  • Bladeren
    Produceren voedingsstoffen door middel van fotosynthese
  • Bloemen
    Spelen een belangrijke rol in de voortplanting en produceren zaden
  • Manieren van ongeslachtelijke voortplanting bij planten
    • Stekken
    • Knollen
    • Bollen
    • Uitlopers
    • Wortelstokken
  • Naast ongeslachtelijke voortplanting kunnen planten zich ook verspreiden door middel van geslachtelijke voortplanting waarbij vruchten en zaden betrokken zijn
  • Manieren van verspreiding van zaden
    • Wind (pluis of vleugels)
    • Door dieren (gegeten en uitgepoept)
    • Open springende vruchten
  • Eencellige dieren voeren gaswisseling uit via het celmembraan
  • Veelcellige dieren hebben speciale ademhalingsorganen, zoals kieuwen (bij vissen) en longen (bij zoogdieren) en tracheeën (bij insecten)
  • Kieuwen
    • Liggen achter de kop in de kieuwholten
    • Opgebouwd uit kieuwbogen met kieuwplaatjes met veel bloedvaatjes
    • Groot oppervlak voor opname zuurstof uit water
  • Longen
    • Gaswisseling bij reptielen, vogels en zoogdieren
    • Zoogdieren hebben groter longoppervlak dan reptielen en zijn warmbloedig
  • Tracheeën
    • Sterk vertakte luchtbuizen die het hele lichaam doordringen bij insecten
    • Zuurstof wordt opgenomen in de tracheeën en afgegeven aan de cellen
  • Manieren van lopen bij dieren
    • Teengangers
    • Hoefgangers
    • Zoolgangers
  • Teengangers
    • Lopen op hun tenen, hebben meestal lange poten en flexibele gewrichten
    • Kunnen rennen, springen en klimmen, en gebruiken poten om prooien te grijpen
  • Hoefgangers
    • Lopen op hoeven, hebben twee of vier hoeven onder hun poten
    • Hoeven zijn bedekt met hoorn en dienen als bescherming en steun
    • Hebben vaak lange poten en krachtige spieren om snel te kunnen rennen
  • Zoolgangers
    • Lopen op de hele voet, hebben platte voeten met dikke kussentjes als schokdempers
    • Hebben kortere poten en gebruiken hun spieren om langzaam en behendig te bewegen
    • Hebben betere grip op de grond dan hoefgangers en teengangers
  • Teenganger
    Dieren die tenen hebben, die ook worden gebruikt om prooien te gripen of vast te houden
  • Teenganger
    • Hebben meestal lange poten en flexibele gewrichten, waardoor ze behendig en snel kunnen bewegen
  • Hoefganger
    Dieren die op hoeven lopen, zoals paarden, koeien en herten
  • Hoefganger
    • Hebben twee of vier hoeven onder hun poten, afhankelijk van het aantal tenen dat ze hebben behouden tijdens de evolutie
    • De hoeven zijn bedekt met hoorn en dienen als bescherming voor de tenen en als steun tijdens het lopen
    • Hebben vaak lange poten en krachtige spieren om hun gewicht te dragen en snel te kunnen rennen
  • Zoolganger
    Dieren die op de hele voet lopen, zoals beren, varkens en mensen
  • Zoolganger
    • Hebben platte voeten met dikke kussentjes onder de tenen die dienen als schokdempers tijdens het lopen
    • Hebben meestal kortere poten en gebruiken hun voeten om langzaam en behendig te bewegen
    • Hebben een betere grip op de grond dan hoefgangers en tegangers
  • Zwemvliezen
    Aangepaste voeten van watervogels die hen helpen bij het zwemmen in het water
  • Zwemvliezen
    • Zijn meestal groot en breed, en sommige vogels hebben ook zwemvliezen tussen de tenen
    • Zorgen voor een groot oppervlak dat meer water kan verplaatsen en meer drijfvermogen geeft tijdens het zwemmen
    • Helpen watervogels ook om gecontroleerd te duiken en hun evenwicht te behouden in het water
  • Steltlopers
    • Hebben lange poten die hen helpen om te lopen en te rennen op modderige of zanderige oevers
    • De gedeeltelijke zwemvliezen tussen de tenen zorgen voor meer stabiliteit en voorkomen dat de vogel wegzakt in de modder
  • Roofvogels
    • Hebben krachtige klauwen, ook wel bekend als scherpe nagels, die hen helpen bij het vangen van prooien
    • De klauwen zijn groot, krom en kunnen worden gebruikt om een prooi vast te grijpen en vast te houden
    • Sommige roofvogels hebben ook klauwen met scherpe uitsteeksels aan de onderkant, waardoor ze beter grip hebben op hun prooi
  • Kiezen
    In de mond van zoogdieren worden voedseldeeltjes verkleind en vermengd met speeksel voordat het verder gaat door het spijsverteringskanaal
  • Planteneters
    • Hebben vaak plooikiezen met hoge, scherpe punten die in elkaar passen als de kaken op elkaar worden gezet
    • Dit zorgt voor een efficiënte verwerking van vezelrijk voedsel, zoals bladeren en stengels
    • De plooien vergroten het oppervlak van de kiezen, wat het vermalen van het taaie materiaal vergemakkelijkt
    • De vorm van de plooien zorgt ervoor dat de kiezen niet snel afslijten
  • Vleeseters
    • Hebben vaak knipkiezen met scherpe mesachtige randen die voedsel in kleine stukjes snijden en scheuren
    • Dit is nodig om vlees en andere dierlijke weefsels te verwerken, die moeilijker te vermalen zijn dan plantaardig voedsel
    • Knipkiezen hebben slechts één wortel, zodat ze snel kunnen worden vervangen als ze beschadigd raken
  • Alleseters
    • Hebben knobbelkiezen met knobbels en richels op het kauwvlak, die voedsel in kleine stukjes vermalen
    • Ze zijn geschikt voor zowel plantaardig als dierlijk voedsel
    • De knobbels en richels op de kiezen zorgen ervoor dat het voedsel goed wordt vermalen en dat de voedingsstoffen eruit worden gehaald
  • Planteneters hebben over het algemeen een langer darmkanaal dan vleeseters, omdat plantaardig voedsel moeilijker te verteren is dan dierlijk voedsel
  • Vleeseters hebben een korter darmkanaal, omdat dierlijk voedsel makkelijker te verteren is dan plantaardig voedsel
  • Er zijn uitzonderingen, zoals herkauwers die een lang darmkanaal hebben om plantaardig voedsel beter te kunnen verteren, en sommige roofdieren die een langer darmkanaal hebben om voedsel beter te kunnen verteren en de voedingsstoffen eruit te halen