bio immunologie

Cards (38)

  • Ongewenste effecten
    • Allergische reacties op pollen
    • Afwijkende werking of zelf aangevallen worden van het immuunsysteem
  • Bloedgroepantigenen
    Moleculen op het membraan van rode bloedcellen die een immuunreactie kunnen uitlokken
  • ABO-bloedgroepen

    • Bloedgroep A
    • Bloedgroep B
    • Bloedgroep AB
    • Bloedgroep O
  • Resusfactor (D-antigeen)

    Membraaneiwit dat de resusbloedgroep bepaalt
  • Resuspositief bloed (Rh+) heeft het D-antigeen aanwezig, resusnegatief bloed (Rh-) heeft het D-antigeen afwezig</b>
  • Op basis van ABO-bloedgroepen en resusbloedgroep zijn er acht verschillende bloedgroepen
  • Incompatibele bloedtransfusie
    Bloedgroepen van donor en ontvanger zijn niet compatibel, wat leidt tot immuunreactie en agglutinatie/hemolyse
  • Compatibele bloedtransfusies voor ABO-bloedgroepen

    • Bloedgroep O is universele donor
    • Bloedgroep AB is universele ontvanger
  • Resuspositieve bloedgroepen kunnen bloed ontvangen van zowel resuspositieve als resusnegatieve compatibele ABO-bloedgroepen
  • Resusnegatieve bloedgroepen kunnen enkel bloed ontvangen van resusnegatieve compatibele ABO-bloedgroepen
  • Problemen bij zwangerschap
    Resusnegatieve moeder zwanger van resuspositief kind, waardoor anti-D antilichamen worden aangemaakt die het foetale bloed kunnen afbreken
  • Kunstmatige, passieve immunisatie
    Resusnegatieve moeder krijgt anti-D antilichamen via infuus om immuunreactie te voorkomen bij volgende zwangerschap van resuspositief kind
  • HIV
    Virus dat zich richt op T-helperlymfocyten en het immuunsysteem onderdrukt, leidend tot AIDS
  • Besmetting met HIV
    1. Virus komt in bloedbaan via contact met besmette lichaamsvloeistoffen
    2. Virus infecteert eerst dendritische cellen, die het virus naar T-helperlymfocyten brengen
  • Na acute fase volgt meestal chronische fase waarin HIV op verschillende manieren aan immuunsysteem kan ontsnappen
  • Geïnfecteerde T-helperlymfocyten
    Grote aantallen
  • Acute fase
    1. Duurt twee tot zes weken
    2. Symptomen doen denken aan griep
  • Seropositief
    Persoon is gediagnosticeerd met aanwezigheid van specifieke antilichamen tegen hiv in het bloed
  • Chronische fase
    1. Volgt na acute fase
    2. Virus kan op verschillende manieren aan het immuunsysteem ontsnappen
  • Hiv infectie
    1. Maakt gebruik van interacties tussen immuuncellen om in andere cellen van het immuunsysteem terecht te komen
    2. Virussen komen niet altijd vrij door het openbarsten van cellen
  • Retrovirus
    Hiv heeft RNA als erfelijk materiaal
  • Hiv replicatie
    1. Enzymen kopiëren viraal RNA naar viraal DNA
    2. Viraal DNA wordt ingevoegd in erfelijk materiaal van gastheercel
    3. Viraal DNA wordt niet gebruikt voor vorming nieuwe virussen
    4. Onder bepaalde omstandigheden 'ontwaakt' het virus
  • Hiv muteert zeer snel
  • Chronische fase
    1. Aantal T-helperlymfocyten neemt af
    2. Immuunsysteem herkent en doodt geïnfecteerde cellen
    1. helperlymfocyten
    Betrokken in activatie B-lymfocyten en cytotoxische T-cellen
  • Aidsfase
    1. Immuunsysteem kan onschuldige infecties niet meer bestrijden
    2. Uiteindelijk fataal
  • Overreacties immuunsysteem kunnen persoon in minder dan een uur doden
  • Allergeen
    Stof die onnodige reactie van immuunsysteem uitlokt
  • Voorbeelden allergenen

    • Insectengif
    • Bestanddelen in voedsel
    • Geneesmiddelen
    • Biologische stoffen
    • Contactallergenen
  • Allergische reactie

    1. Aanmaak IgE antilichamen door B-lymfocyten
    2. IgE antilichamen binden op mestcellen
    3. Mestcellen stellen histamine vrij
  • Histamine
    Veroorzaakt vaatverwijding, verhoogde doorlaatbaarheid bloedvaten, verhoogde afscheiding slijm en vocht, vernauwing bronchiën, jeuk of pijn
  • Anafylactische shock

    Levensbedreigende situatie door sterke verwijding bloedvaten en verminderde bloedtoevoer naar vitale organen
  • Auto-immuunziekte
    Immuunsysteem beschouwt lichaamseigen moleculen of cellen als lichaamsvreemd en valt ze aan
  • Activatie T- en B-lymfocyten

    Kan gebeuren na infectie door pathogeen met gelijkaardige antigenen als lichaamseigen antigenen
  • MHC-I-eiwitten

    Moleculaire vingerafdruk om onderscheid te maken tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd
  • Afstotingsreactie bij orgaantransplantatie
    1. Immuunsysteem herkent donororgaan niet als lichaamseigen
    2. Antilichamen vallen getransplanteerde orgaan aan en breken het af
  • Acute afstotingsreactie

    Kan ontstaan binnen drie tot twaalf maanden na transplantatie
  • Chronische afstoting

    Langzame afname werking getransplanteerde orgaan