syllabus c1.1 opkomst van de stedelijke burgerij

Cards (5)

  • Vanaf de 11e eeuw deed zich in Europa een aantal veranderingen voor. De landbouw veranderde, de bevolking groeide, de handel bloeide op en er ontstond weer een monetaire economie van grotere omvang. In het noorden ontwikkelde vooral Vlaanderen zich tot een van de meest
    verstedelijkte gebieden van Europa.
  • Om hun economische belangen te beschermen kregen, bevochten en kochten stedelingen zelfbestuur in de vorm van stadsrechten. Vanwege hun marktfunctie vertakte het netwerk tussen die steden en het verzorgingsgebied zich steeds fijner. Om zichzelf in stand te houden had de stad een constante toestroom nodig van kapitaalkrachtige of kundige aspirant-poorters.
  • Startpunt van stedelijke dynamiek in de Nederlandse gewesten was Atrecht. Door de hoge landbouwproductiviteit en de schapenhouderij in de regio veroverde die stad een centrale plaats in de lakennijverheid. Handelaren in deze bisschopsstad vonden aansluiting op een handelsnetwerk dat zich via jaarmarkten in Frankrijk uitstrekte tot de Italiaanse stadstaten. Rijke kooplieden versterkten hun positie door zich te organiseren in koopliedengilden. Ook door leningen te verstrekken aan edellieden kregen ze het stadsbestuur in handen.
  • Tegen 1300 werd Atrecht als centrum van nijverheid overvleugeld door Vlaamse steden als Brugge, die via de Noordzee aansluiting vonden op de handel met steden van de Hanze, maar ook met gebieden in Spanje en Italië.
  • Patriciërs in Vlaamse steden knoopten banden aan met de adel en maten zich steeds meer een adellijke levensstijl aan. Tussen hen en het gemeen, aangevoerd door ambachtslieden, ontstonden steeds meer spanningen over bestuur en over werkomstandigheden. Met de Guldensporenslag lieten Vlaamse ambachtslieden en boeren in 1302
    zien dat ze waren opgewassen tegen patriciërs en feodale heren.