Thema 3: Institutionalisering en socialisatie - Sociologie

Cards (41)

  • Institutionalisatie
    Vaste structuur binnen samenleving die functioneren binnen cultuur
  • Instituties
    Samenstelling van rollen en posities die gedrag van leden van een gemeenschap reguleert op basis van waarden (cultuur) om aan bepaalde behoeften te voldoen (van sociale eenheid)
  • Instituties
    • Doelen en middelen vooraf vastgelegd, rollen en rolverwachtingen, sociale controle en sancties
  • Instituties
    • Doelgerichtheid (reproductie en opvoeding → socialisatie)
    • Regulatie (netwerkstructuur en onderlinge verhoudingen)
    • Normatief
  • Soorten instituties
    • Gezin
    • Socialisatie instituties
    • Correctionele instituties
    • Economische instituties
    • Politieke instituties
    • Religieuze instituties
    • Wetenschappelijke instituties
  • Ontstaan instituties
    1. Impliceert menselijke constructie (overlevingskans)
    2. Primaire instituties (gericht op individuele basisbehoeften)
    3. Secundaire instituties (gericht op integratie/regulering van primaire instituties)
  • Voortzetting in de tijd van instituties

    1. Externalisatie van de menselijke praxis
    2. Objectivatie
    3. Transcendentie
  • Legitimatie
    • Traditionele informatie
    • Volkswijsheden
    • Legitimatietheorieën
    • Symbolische universa
  • Institutionalisatie
    Leidt tot vaste handelingspatronen (aangeleerd), regularisatie/ stabiliteit en doelrealisatie
  • Institutionalisering

    Proces waarbij normatieve elementen van cultuur vorm krijgen in vaste structuur (eerst cultuur dan structuur)
  • Institutionalisering
    • Bepalen doelen en wijze om ze te realiseren, bepalen onderlingen verhoudingen tussen actoren, netwerken ontstaan tussen mensen, sanctioneren bij afwijken van de regels, scheppen verwachtingen
  • Historiciteit van voortplanting en familie

    • Familie
    • Gezin
    • Huwelijk
  • Vormen van huwelijk
    • Partnerselectie
    • Woonplaats
    • Afstammingspatroon
    • Erfenispatroon
  • Socialisatie
    Cultuur aangeleerd krijgen, waardoor actoren kunnen functioneren in de maatschappij (structuur vorm geven)
  • Socialisatie
    Via internalisatie van institutionele regelingen
  • Sigmund Freud
    • Es (onbewuste seksuele driften + amoreel)
    • Über-Ich (maatschappelijke disciplinering, regels intomen + realiteitsprincipe + hypermoreel)
    • Ich (ontstaat uit confrontatie Es en Über-Ich → passieve waarnemende instantie)
  • Oedipuscomplex
    • Es primaire seksuele drift gericht naar de moeder + antagonisme (agressie) tegenover de vader
    • Realiteitsprincipe - Zorgt voor verdringing → 1e stap zelfstandigheid, MAAR traumatische ervaring blijft handelen bepalen
  • Kritiek op Freud: Focus intra-individuele processen, weinig aandacht echte acties + het onbewuste als blackbox
  • George Herbert Mead
    Handelen in zijn sociale (natuurlijke) context bestuderen + innerlijke ervaring onderzoeken
  • Ontwikkeling van het bewustzijn - Evolutionair perspectief

    1. Gestures
    2. Conversations of gestures
    3. Significant gestures
  • Ontwikkeling van het bewustzijn - Ontologisch perspectief

    1. Ontwikkeling denkvermogen (mind) en zelfbewustzijn (self)
    2. Self: Interacties tussen het I en het Me
  • Fases zelfbewustzijn
    • Imitatie (0-3 jaar)
    • Play stage (3-6 jaar)
    • Game stage (6-12 jaar)
  • Reactie
    Symbolische betekenis (niet bij dieren, want niet reflexief)
  • Role-taking

    1. Uitgestelde respons
    2. Creëert zelfbewustzijn
  • Ontwikkeling bewustzijn - Ontologisch perspectief

    • Socialisatie
    • Ontwikkeling denkvermogen (mind) en zelfbewustzijn (self)
  • Mind
    Bewustzijn = innerlijke conversatie met 'generalized other' (interactie met omgeving en door middel van taal)
  • Self
    • Zelfbewustzijn = via role-taking (vermogen om zichzelf tot object te nemen)
    • Basis ontwikkeling identiteit
  • I
    Het handelende subject (impulsief, creatief)
  • Me
    Reflecterende instantie op het I vanuit perspectief van de GO
  • Fases zelfbewustzijn
    1. Fase 1: Imitatie (0-3 jaar)
    2. Fase 2: Play stage (3-6 jaar)
    3. Fase 3: Game stage (6-12 jaar)
  • Generalized other
    Gesprekspartner is veralgemeende andere in het bewustzijn (niemand specifiek, abstract figuur)
  • Behaviorisme
    • Handelen als gevolg van conditionering
    • Klassieke conditionering (Pavlov)
    • Operante conditionering
  • Jean Piaget
    • Cognitieve benadering (ontwikkeling denkprocessen)
    • Fasen: Sensomotorische stadium, Preoperationele stadium, Concreet operationele stadium, Abstract operationele stadium
  • Margaret Mead
    • Culture-and-personality school
    • Menselijke persoonlijkheid = plastisch
    • Kenmerken van het westen over gender = culturele constructies ipv biologische verschillen
  • Looking-glass-self

    Jezelf percipiëren van buitenaf (kan leiden tot + of - emoties en zo ook + of - zelfbeeld)
  • Factoren looking-glass-self
    • Impression management
    • Invloed sociale structuur
    • Referentiegroepen
  • Referentiegroepen
    • Comparatieve referentiegroep
    • Normatieve referentiegroep
    • Relatieve deprivatie
    • Marginalisatie
    • Sociale mobiliteit
    • Doorkruisende referentieschema's
  • Kinderculturen: 'Peergroups' en socialisatie

    • Kind als sociale categorie
    • Invloed leeftijdsgenoten
    • Invloed geslacht
    • Gevolgen
  • Geslachtsrolsocialisatie
    • Experiment Goldberg en Lewis
    • Genderspecifieke verwachtingspatronen
  • Rolsocialisatie
    1. Anticiperende fase
    2. Formele fase
    3. Informele fase
    4. Persoonlijke fase