de spieren

Cards (12)

  • musculus rectus superior (bovenste rechte oogspier)
    • vertrekt vanuit annulus van Zinn, een vezelige ring, die zich rond het foramen opticum bevindt.
    • spier is vastgehecht aan de sclera, op ±7,7 mm afstand van de limbus
    • geïnnerveerd door de bovenste tak van de nervus oculomotorius (III).
    • ligamenteuse band verbindt de bovenste rechte spier met de musculus levator palpebrae -> coördinatie tussen de blikrichting en stand van bovenste ooglid
  • musculus rectus inferior (onderste rechte oogspier)
    • vertrekt vanuit annulus van Zinn
    • spier is aan sclera vastgehecht op ±6,5 mm afstand van de limbus
    • innervatie gebeurt door de onderste tak van de nervus oculomotorius (III)
    • ligamenteuse uitbreiding van spier tot in het onderste ooglid -> coördinatie van het onderste ooglid met de blikrichting.
  • musculus rectus medialis (binnenste rechte oogspier)
    • vertrekt van de annulus van Zinn
    • aan de sclera vastgehecht op ±5,5 mm van de limbus.
    • innervatie gebeurt door de nervus oculomotorius (III) (onderste tak).
  • musculus rectus lateralis (buitenste rechte oogspier)
    • loopt van de annulus van Zinn tot de sclera
    • op ±6,9 mm van de limbus
    • geïnnerveerd door de nervus abducens (VI)
  • spiraal van Tillaux.
    aanhechtingsplaatsen liggen niet op een cirkel, maar op een spiraal omdat de vier rechte oogspieren zich niet hechten op dezelfde afstand van de limbus vast aan de sclera.
  • De spiraal van Tillaux wordt gevormd door de aanhechting van de vier rechte oogspieren aan de sclera. Deze spiraal heeft als functie om de oogbol te stabiliseren tijdens de verschillende oogbewegingen.
  • musculus obliquus superior (grote/bovenste schuine oogspier)

    • ontspringt op de ring van Zinn boven de oorsprong van de musculus rectus superior
    • Ze loopt nasaal langs de oogkas.
    • De temporale kant van de spier hecht licht anterieur aan. Het is de langste oogspier.
    • Ze wordt geïnnerveerd door de nervus trochlearis (IV) of katrolzenuw.
    • De grote schuine spier wordt ook wel katrolspier genoemd, omdat de trochlea dienst doet als katrol.
  • trochlea
    musculus obliquus superior gaat door een kraakbenig vezelig uitsteeksel aan de binnenkant van het os frontale, dat gemakkelijk te voelen is, indien men met een vinger in de binnenhoek van het bovenste ooglid duwt: de trochlea.
    Daarna draait ze terug naar de oogbol, in posterior richting, inferior van de m. rectus superior. Deze spier hecht aan in het posterieure, superieure, laterale deel van de oogbol.
  • musculus obliquus inferior (kleine/onderste schuine oogspier)

    • ontspringt vanuit een kleine indeuking in het os maxillare op enkele mm van de orbitale rand, lateraal van het nasolacrimaal kanaal.
    • spier loopt van de mediale hoek van de orbita naar de laterale zijde van de oogbol.
    • hecht zich aan op het posterior gedeelte van de oogbol, aan de laterale zijde, inferior.
    • Boven de m. obliquus inferior ligt de m. rectus inferior, eronder bevindt zich de vloer van de orbita.
    • De innervatie gebeurt door de nervus oculomotorius (III) (onderste tak).
  • bezenuwing door de nervus oculomotrios (III)

    1. m. rectus superior
    2. m. rectus inferior
    3. m. rectus medialis
    4. m. obliquus inferior
  • bezenuwing door de nervus abducens (VI)

    m. rectus lateralis
  • bezenuwing door de nervus trochlearis (IV)

    m. obliquus superior