Film II

Cards (54)

  • Op het bioscoopscherm zelf is er nog altijd niks dat beweegt. Toch hebben we bij projectie de illusie dat we naar bewegende beelden kijken.     
  • Volgens de klassieke filmprojectie worden filmbeelden op een doorzichtige filmstrook (filmpellicule) afgedrukt en geprojecteerd met behulp van een lichtbron. Maar wat stond er nu eigenlijk op zo’n filmstrookje?
     Allemaal fotootjes na elkaar (24 per seconde)
                                                                                                  
    Bij minder dan 17 foto's per seconde zien we allemaal afzonderlijke foto's
  • Even rekenen: 24 fotootjes per seconde, dat zijn 1440 foto‘s per minuut, en dus 129 600 foto‘s per speelfilm van 90 minuten.
  • Maar de tijd van de filmpellicule is bijna voorbij. De digitale projectie heeft zijn intrede gedaan en verwacht wordt dat die de klassieke projector naar het museum zal verwijzen. Bij digitale filmprojectie worden geen film prints (celluloid) meer gebruikt maar worden de films afgespeeld vanaf digitale opslagmedia.
  • Voordelen van digitale filmprojectie:
    ·         Veel gemakkelijker monteren en bewerken
    ·         Betere kwaliteit
    ·         Geen slijtage
    ·         Minder plaats in beslag
    ·         Gemakkelijker dupliceren en delen
    ·         Goedkoper
  • Soms gebruikt men "High Frame Rate", waardoor men films nog beter, nog scherper en nog sneller kan spelen, door het aantal beelden op te trekken tot maar liefst 48 beelden per seconde of meer.
  • 3D: helder/ scherp/ hyperrealistisch
    Hoe werkt het?
    Opname met 2 lenzen
    Beelden linkercamera => linkeroog
    Beelden rechtercamera => rechteroog
    ð  Beide beelden op één filmstrip, dus 1 projectie
    ð  3D-bril
    Je hersenen doen de rest.
  • IMAX (canadees) :
    Ú  Veel groter (speciaal zilvergecoat gebogen) scherm
    Ú  Dubbele projectie (2 x 24b/s)
    Ú  3D bril
    Ú  Speciaal ontworpen zaal
    Ú  Gericht op ‘immersieve’ beleving van film
    o   De perceptie van fysiek aanwezig zijn in niet-fysieke wereld
  • De jonge Britse acteur Charles Chaplin creëerde tijdens de Eerste Wereldoorlog in de Verenigde Staten het beroemdste type uit de geschiedenis van de film: ‘Charlie’, de zwerver met bolhoed, snor en wandelstok die optornt tegen macht en geld.
  • Met ‘Modern Times’ (regie en scenario: Charles Chaplin, Met: Charles Chaplin, Paulette Goddard, …) toont Chaplin dat hij een sociaal bevlogen filmmaker is. In welke zin. Leg uit.
    Aanklacht tegen ontmenselijking van arbeid door machines
    • Industrialisering en bandwerk => arbeid monotoner en geestdodender
    Arbeiders = automaten (geen creativiteit en zelfontplooiing => ideeën van Marx)
  • Een moeilijk bereikt compromis?
    Externe druk uit om personages te laten spreken ó angst dat magie verdwijn
    Afkeer voor talkies: enkel gewetenloze fabrieksbaas en machines spreken
    Einde: liedje in brabbeltaal
  • De mensen uit Chaplins omgeving oefenden druk uit op hem om zijn personages te laten spreken, maar de regisseur wist dat zijn meest geliefde personage, de zwerver, nooit de overstap naar de gesproken cinema zou overleven.
  • Charlie Chaplin:
    ·         Engelsman
    ·         Carrière in Amerika
    ·         Typetje Charlie
    ·         Bolhoed en wandelstok
  • Vanaf 1904 werd de narratieve film steeds belangrijker. Daarbij werden de verhaallijnen stilaan complexer. Om te vermijden dat de kijkers het spoor zouden bijster raken, ontwikkelden filmmakers diverse technieken.
  • Continuïteitsmontage omvat diverse montagetechnieken. Onder meer parallelmontage, analytische montage en contiguïteitsmontage. 
  • Parallelmontage (of “cross cutting” of “intercutting”) is een techniek die wordt gebruikt om twee of meer gebeurtenissen te monteren die zich op het zelfde moment voordoen. De techniek wordt reeds zeer vroeg gebruikt . D.W. Griffith
    • Thrillers
    • Kijker voorinformatie geven die hoofdpersoon niet heeft => spanning opdrijven
  • Bij analytische montage wordt eenzelfde scène opgedeeld in verschillende shots. Er is sprake van snijden binnen één scène.
    a.    zij verplaatsten hun camera om de gebeurtenis zo goed mogelijk weer te geven. Bijvoorbeeld een jongen bekijkt objecten in een kamer met een vergrootglas, die we daarna in close-up zien.
  • In de contiguïteitsmontage (ruimtes) worden shots gemonteerd waarin aaneengrenzende ruimtes voorkomen
    De verschillende ruimtes waarin de achtervolging plaatsvindt, worden met evenveel shots weergegeven.
    + oriëntatie
    ð  Consistentie in tijd en ruimte
  • Waarom kijken we naar films?
    Emoties (angst, geluk, hoop…) ervaren
  • Wat doen we als we naar films kijken?
    Betekenissen zoeken
  • Hoe kijken we terug op een film?
    Evalueren
  • Mensen gaan naar de film om emotioneel geraakt te worden. Dit wordt bepaald door:
    1.    Filmgenre (thriller/ horror/ romcom)
    2.    De stijl van de film = stilistische elementen
    a.    Muziek
    b.    Montage
    c.    Belichting
    d.    Bewegingssnelheid: slowmotion/ fastmotion
    e.    Lange shots/ korte shots
  • Ga jij op zoek naar een betekenis achter het verhaal, een visie van de regisseur?
    Begrijpen en kunnen volgen van het verhaal
    Maar ook:
     
    Wat is de moraal van het verhaal?
    Ethische of politieke boodschap?
    Verband met een maatschappelijk fenomeen?
  • Grosso modo onderscheiden we vier criteria:
    Realisme, plausibiliteit, moraliteit en artisticiteit
  • Realisme
    de film is in overeenstemming met de realiteit en houdt voldoende rekening met feitelijke toestanden en mogelijkheden.
    ·         Geen sprekende dieren
    ·         Geen science fiction
    ·         Geen fantasy
  • Plausibiliteit
    => belangrijk voor de identificatie met de protagonisten
    Suspension of disbelief => geloofwaardig
  • moraliteit
    Een film is goed als hij morele normen toont of aanprijst, die overeenstemmen met de morele waarden van de kijker. Voor vele kijkers is Tarantino’s ‘Pulp Fiction’ een slechte film omdat hij gratuit geweld toont
  • a.    Artisticiteit
    De artistieke elementen van de film= stilistische elementen
    1.    Belichting
    2.    Beeldcompositie
    3.    Montage
    4.    Lange shots/ korte shots
    5.    Camerastandpunten
    6.    Soundtrack= muziek
  • Filmfragment:” Once upon a time in the west” (1968)
    Regisseur: Sergio Leone   -   Filmmuziek: Ennio Morricone
  • Artistieke elementen van Once Upon a time in the west
    ·         prachtige close-ups: gezichten als landschappen in beeld gebracht
    ·         lange shots, lange trage scènes ó MTV stijl (veel korte shots, veel actie)
                  + typisch voor Leone is de afwisseling van long shots (ver) (waarin het object       klein in beeld is gebracht) met close-ups (object van dichtbij in beeld                 gebracht).
    ·         geweldige composities, waarin het gehele beeld optimaal wordt gebruikt
    ·         meesterlijke muziek van Ennio Morricone, met prachtige melancholiek
  • De muziek van Morricone kenmerkt zich door het gebruik van leidmotieven:
    = muzikaal thema dat terugkeert en een bepaalde betekenis heeft(harmonica) voor ieder van de vier hoofdrolspelers is er een eigen instrument en een motief (zin).
  • Een filmmaker beschikt over een aantal middelen om het beeldmateriaal zodanig te beïnvloeden dat het bepaalde effecten veroorzaakt bij de kijker. Deze middelen noemt men de parameters van cinema:
     
    1.    Mis-en-scène: alles wat in beeld komt
    2.    Cinematografie: hoe er wordt gefilmd
    3.    Montage
    4.    Geluid                               
  • De mise - en - scène
    alles wat voor de camera staat’
    ·         de setting
    ·         de kostumering en make-up
    ·         de belichting
    ·         en de personages in het filmkader (acteerwerk)
  • De setting (de locatie waar gefilmd wordt)
    • bestaande plaats / geconstrueerde plaats (studio of miniatuursettings)
    • Beeldmotief: (kledij, licht, voorwerpen) die herhaald worden en daardoor een actieve rol (gevaar) in het verhaal spelen
  • Het speelt dan een actieve rol in het verhaal. Als het verschillende functies opneemt in het verhaal spreken we van een beeldmotief
  • Kostumering
    • nieuw / geïnspireerd door realiteit / geschiedenis
    • functioneel: bepaalde betekenis versterken
  • Belichting
    • felle belichting :high key => goed en grotere identificatie met personages
    • een diffuse belichting: low key => slecht en kleinere identificatie met personages
    • een belichting met veel licht en veel schaduw: high contrast => schuld/ kwaadof
  • Het acteerwerk
    Een acteerprestatie moet altijd geloofwaardig zijn ongeacht de acteerstijl
  • Het doel van ‘method acting’ is het creëren van stimuli voor een echte en geloofwaardige reactie van de acteur op een bepaalde omgeving, object of fysiek gevoel (bijvoorbeeld pijn).
  • Hoe werkt 'method acting'?
    De acteur kruipt volledig in de huid van zijn personage, neemt alle gebruiken, gewoonten… over.
    + beroep op persoonlijke elementen (herinneringen, eigen verleden…) om personage gestalte te geven.