vragen psychologie

• Cognitieve ontwikkeling bij jongvolwassenen (18-25 jaar) omvat de verdere verfijning van abstract denken, planning, besluitvorming, en emotionele regulatie. Dit is de periode waarin het prefrontale cortex volledig rijpt, wat leidt tot verbeterde probleemoplossing en risicomanagement
• Ontwikkeling van een kind op lagere schoolleeftijd:

  • Deze fase wordt gekenmerkt door concrete operationele denkprocessen, groeiende onafhankelijkheid, en het ontwikkelen van sociale en academische vaardigheden
• Bewustwording van taal bij een kind:

  • Dit wordt metalinguïstisch bewustzijn genoemd, waarbij een kind begrijpt dat taal een systeem van communicatie is dat gebruikt kan worden op verschillende manieren
• Voordelen bij fysieke ontwikkeling jongens en meisjes:

  • Jongens ervaren vaak een snelle toename in spiermassa en kracht tijdens de puberteit, terwijl meisjes eerder rijpen en hierdoor voorsprong hebben in coördinatie en fijne motoriek
• Het model van raman en winer volgt het principe van incrementaliteit, wat betekent dat kinderen kennis opbouwen door geleidelijke toevoeging en verfijning van informatie
• Verklaring van het dragen van een mondmasker vanuit kinderperspectief:

  • Dit kan worden gezien als een voorbeeld van causale uitleg waarbij kinderen leren dat handelingen (het dragen van een masker) specifieke gevolgen (voorkomen van ziekte door druppels) hebben
• Het grootste kritiekpunt is dat Piaget de cognitieve vaardigheden van kinderen onderschatte en dat hij onvoldoende rekening hield met de invloed van sociale en culturele contexten
• Deze kinderen die behoren tot KOPP hebben een verhoogd risico op emotionele en gedragsproblemen, en kunnen moeite hebben met schoolprestaties en sociale relaties
• Hechtingsfase waarin ouders het meest last hebben om kind op crèche achter te laten: Dit is vaak de scheidingsangstfase, die rond 6-8 maanden tot 2 jaar optreedt
• Stadia van cognitieve ontwikkeling bij kinderen en jongeren volgens Piaget:

  • Sensomotorisch stadium (0-2 jaar): Ontwikkeling van objectpermanentie en zintuiglijke ervaringen.
  • Preoperationeel stadium (2-7 jaar): Ontwikkeling van taal en symbolisch denken, maar gebrek aan logische redenering.
  • Concreet operationeel stadium (7-11 jaar): Ontwikkeling van logisch denken over concrete gebeurtenissen.
  • Formeel operationeel stadium (11+ jaar): Ontwikkeling van abstract en hypothetisch denken
• Kenmerkende actieve factor in het concreet operationeel stadium:

  • Het vermogen om logisch na te denken over concrete objecten en gebeurtenissen
• Verschillende reflexen en waardoor deze uitgelokt worden:

  • Zuigreflex: Geactiveerd door aanraking van de lippen.
  • Moro-reflex: Geactiveerd door een plotselinge beweging of luid geluid.
  • Grijpreflex: Geactiveerd door aanraking van de handpalm.
  • Stapreflex: Geactiveerd wanneer de voeten een vaste ondergrond raken
• Stadium waarin adolescenten zitten volgens Erikson:

  • Identiteit versus rolverwarring (12-18 jaar)
• Stadium volgens Bibace en Walsh voor een kind dat bang is dat kanker besmettelijk is:

  • Magisch stadium (preoperationeel, 2-7 jaar)
• Health gradient:

  • Dit verwijst naar de geleidelijke toename in gezondheid en levensverwachting die samenhangt met hogere sociaaleconomische status
• Fase waarin een kind een plaatje in het boek aan haar vader wil laten zien zonder het boek om te draaien:

  • Preoperationeel stadium (2-7 jaar), waarin egocentrisch denken voorkomt
• De trekbenadering in de psychologie focust op het beschrijven en meten van persoonlijkheidskenmerken (traits) die relatief stabiel zijn over tijd en situaties.

  1. Basisconcepten:

  • Trekken zijn stabiel: Ze veranderen weinig over de tijd en situaties.
  • Individualiteit: Elke persoon heeft een unieke combinatie van trekken.

  1. Belangrijke modellen:

  • Big Five (OCEAN): Openheid, Consciëntieusheid, Extraversie, Aangenaamheid, Neuroticisme. Dit model beschrijft vijf brede dimensies van persoonlijkheid.

  1. Toepassingen:

  • Diagnostiek
  • Werksettings