b. De filosofie van de Stoa: fysica

Cards (24)

  • Wat zijn de drie belangrijkste onderdelen van de Stoa?
    Logica, fysica en ethica.
  • De logica houdt zich bezig met de geldigheid van redeneringen. De fysica bestudeert de fysis, de natuur (wat er gebeurt in de wereld, maar ook processen in het heelal). De ethica gaat over menselijke handelingen en normen en waarden.
  • Volgens de Stoa is alles in de wereld opgedeeld in twee principes, welke?
    Het passieve en het actieve beginsel.
  • Het passieve beginsel is de materie, die in principe alle mogelijke vormen kan krijgen.
  • Het actieve beginsel is wat de materie, het passieve beginsel, vorm geeft.
  • Het actieve beginsel heet ook wel 'Natuur', oftwel Physis of Natura, volgens de Stoa. De Physis/Natura is de kracht die alles vormt tot wat het is. Het geeft aan alles richting en leiding, maar deze leiding is niet willekeurig. De Natuur is volgens de Stoa rationeel, hetzelfde als de Ratio (Rede). Alles wat gebeurt is dus begrijpelijk en volgens redelijke wetten.
  • De Ratio als het actieve beginsel is overal aanwezig en de natuur is dat dus ook. Daarom is de Ratio hetzelfde als God. Alles wat goddelijk (pantheïsme) is, is wat de wereld maakt tot wat het is.
  • Het actieve beginsel = de Natuur = de Ratio = God. Deze verschillende termen duiden hetzelfde aan, maar benadrukken steeds een ander aspect van hetzelfde.
  • Het actieve beginsel heeft ook een materiële kant. Ter inspiratie van de Griekse filosoof Heraclitus (ca. 500 v. Chr.) gingen stoïcijnen ervan uit dat vuur het beginsel was van de kosmos. Vuur is de oermaterij waaruit alles is gekomen.
  • De wereld was volgens de Stoa ontstaan uit vuur, daaruit de elementen en daarna de wereld zelf. Op een gegeven moment zou de wereld in vuur opgaan en helemaal verbranden. Hierna zullen de elementen weer uit het vuur ontstaan en de wereld opnieuw ontstaan. Deze kringloop van onstaan en vergaan van de kosmos is een eeuwig proces.
  • Als in het onstaansproces van de wereld is gebeurd, dan heeft het oervuur zich met de lucht vermengd. Dit mengsel noemden stoïcijnen pneuma of spiritus. Deze is hetzelfde als de Ratio, het geeft leven en vorm aan materie.
  • De spiritus is dynamisch, dus steeds actief en in beweging. Het zorgt ervoor dat alles bijeenblijft en het universum niet uit elkaar valt. De spiritus is volgens stoïcijnen dat wat de wereld 1 dynamisch continuüm maakt, waarin alles met elkaar samenhangt en elkaar beïnvloedt.
  • Stoïcijnen dachten dat de samenhang tussen alles niet willekeurig was en werd bepaald en geleid door de Ratio. Alles is dus van tevoren door de Ratio vastgelegd en voorzien. Vanuit dat oogpunt heet de Ratio het noodlot (fatum).
  • De fatum is een allesbeheersende voorzienigheid (providentia). Toeval is dus onmogelijk, wat er is gebeurd zou dus niet anders gebeurd kunenn zijn. Als iets toevallig is, dan betekent dat volgens stoïcijnen dat we alleen de oorzaak van de gebeurtenis niet weten.
  • Volgens stoïcisme wordt alles bepaald door een god, een goddelijk plan, dus god = noodlot (fatum). Dit plan verloopt als voorzien en is niet te vermijden. De voorzienigheid is gods rationaliteit. Mensen hebben ook rationaliteit en kan op een manier de voorzienigheid van de goden ontcijferen.
  • Stoïcijnen dachten dat alle processen in de wereld ten dienste stonden aan de mens. Maar als alles is voorzien of vooraf bepaald, en als de mens deel heeft aan de goddelijke Ratio, dan moet het voor de mens zin hebben om dit goddelijke plan te proberen uit te vogelen.
  • Stoïcijnen vonden de astrologie en mantiek (voorspellerskunst) erg belangrijk, om dit goddelijke plan te kunnen uitvogelen. Astrologie was goed voor het bekijken van de beweging van de sterren, die effect had op andere delen van de kosmos. Mantiek was waardevol, omdat men zo verband tussen tekens en toekomstige gebeurtenissen kan laten zien.
  • De pneuma/spiritus opereert niet alleen op kosmisch niveau, maar ook in elk individueel wezen of ding. In de stoïsche leer is iedereen een schakel in het grotere geheel. De menselijke ziel, wat een manifestatie van de spiritus is, zorgt ervoor dat een mens deelneemt aan de universele Ratio. Mens kan dus zien dat er verbanden zijn tussen dingen onderling en kan deze verbanden verwoorden.
  • Volgens stoïcisme moet de mens zijn leven laten leiden door Ratio. Met dit inzicht kan een mens begrijpen dat ook vervelende gebeurtenissen noodzakelijk zijn voor het tot stand komen van goede dingen.
  • Het verband tussen de spiritus in de mens en de universele spiritus moet ervoor zorgen dat de mens tot zelfinzicht komt. Hoe meer inzicht op eigen hegemonikon als ratio, hoe beter je kan begrijpen hoe het universele actieve beginsel op kosmisch niveau werkt.
  • Indrukken worden gemaakt door waarnemingen van dingen buiten ons met onze zintuigen. Deze indrukken vormen voorstellingen in ons hegemonikon, ook wel het leidende beginsel genoemd. Dit is het passieve proces van kennisverwerving volgens de Stoa.
  • Toch is waarneming en kennis volgens de Stoa niet alleen het fotografisch reproduceren van externe indrukken. Volgens hen kan het menselijk bewustzijn de voorstelling die die ziet onderzoeken en zijn goedkeuring aan geven. Pas als het leidende beginsel goedkeurt, wordt de indruk een echt kenobject.
  • Na de goedkeuring gaat de ratio aan het werk. De goedkeuring of instemming biedt de mens, die noodzakelijke natuurwetten moet volgen, mogelijkheid tot een vrijheid. Wanneer een mens een indruk goed of fout keurt, beoordeelt hij of het wel waar of niet is. Hier heeft de mens zelf controle over.
  • De juiste beoordeling om goedkeuring te geven komt door kennis van de structuur en het patroon van de natuur. Dus, vrijheid = volgen van eigen ratio, die manifestatie is van universele Ratio = het volgen van universele Ratio.