thema 4 + 5 + 6 biologie

Cards (91)

  • DE 7 classificatie niveaus
    domein-> rijk-> stam-> klasse-> orde-> familie-> geslacht-> soort
  • wat is een soort
    een soort is een verzameling van organismen met onderling zeer sterke gelijkenissen die in natuurlijke omstandigheden kruisen en daarbij vruchtbare nakomelingen vormen
  • kruising van paard en ezel
    muilezel (kunnen niet voortplanten)
  • binomiale
    2 namen
  • binomiale naam bestaat uit 2 delen :
    geslachtsnaam en soortaanduiding
  • vb. paarse dovennetel: Lamium purpulum L.
    -> Lamium-dovennetel-geslachtsnaam
    -> Purpulum-paars-soortaanduiding
    ->L. -Linnaeus- afk. van de naamgever
  • mutaties
    plotselingen veranderingen in het DNA
  • geslachtelijke voortplanting
    elk individu is een unieke combinatie van vaderlijk en moederlijk DNA
  • nadelige eigenschappen verdwijnen dikwijls op termijn bv. ijsbeer met bruine vacht valt op in wit gebeid en kan makkelijk gevangen worden en kan niet op prooi aanvallen.
  • voordelige eigenschappen kunnen aan de basis liggen van het ontstaan van een nieuwe soort en dus van evolutie vb. ontstaan giraffe met lange nek
  • evolutie is het ontstaan van een nieuwe soort uit een andere soort of het uiteenvallen van één of twee of meerdere andere soorten.
  • isolatie van populaties kan er voor zorgen dat een soort uiteen valt in meerdere soorten.
  • alle levende wezens zijn onderling verwand!!!!
    1. eerste classificatie
    organisme met bloed <-> organismen zonder bloed
    planten met eetbare delen <-> planten met giftige delen
  • 2 op basis van anatomische of morfologische kenmerken:
    planten en zwammen, met vaste standplaats <-> dieren, die bewegen
  • 3. ontdekking van de lichtmicroscoop
    ontdekking van een cellige organismen , protisten genoemd
  • 4. ontdekking van de electronenmicroscoop
    ontdekking van cellen met een celkern of eukaryote cellen <-> cellen zonder celkern of prokaryote cellen
  • 5. op basis van biochemische en genetische kenmerken
    3 domeinen, Eukaryoten, Archea en bacteria
  • eukaryoten (met echte celkern)
    • animalia of dieren
    • plantae of planten
    • Fungi of zwammen of schimmels
    • Protozoa
    • Chromista
  • prokaryoten (zonder echte celkern)
    • bacteria
  • animalia of dieren bv. egel
    • meercellig
    • heterotroof
    • cellen zonder celwand
  • Fungi of zwammen of schimmels bv. vliegenzwam
    • eencellig/meercellig
    • heterotroof
    • cellen met celwand
  • Protozoa bv. amoebe
    • eencellig
    • meestal heterotroof
  • chromista bv. kiezelwier
    • eencellig
    • meestal autotroof
  • bacteria
    • eencellig
    • autotroof of heterotroof
    • met celwand
  • verschil prokaryoot en eukaryoot
  • micro-organismen worden ingedeeld in volgende groepen
    • bacteriën en archea
    • gisten
    • protozoa
    • eencellige algen
    • virussen
  • Bacterien en archea
  • bouw van bacterien en archea
  • bacteriën en archea uitleg:
    • eencellig
    • prokaryoot: hun DNA zweeft vrij in cytoplasma
    • kluwenvorming DNA en plasmiden (=ringvormige stukjes DNA)
    • celmembraan: stofuitwisseling met uitwendig milieu regelen
    • celwand en (eventueel) kapsel of slijmlaag: extra bescherming
    • zweepharen en pili: voortbeweging
  • verschillend vormen van bacteriën archea:
    • kokken: rond
    • bacillen: staafvorming
    • spirillen: spiraalvorming
  • metabolisme bij bacteriën en archea: autotroof: maken eigen energierijke organische stoffen aan
    *gebruiken zonlicht als energiebron-> foto-autotroof
    *gebruiken energie uit verbreken van chemische verbindingen-> chemo-autotroof
  • metabolisme bij bacteriën en archea: heterotroof: moeten organisch materiaal verteren en energierijke stoffen eruit opnemen
  • aerobe celademhaling
    aeroob: energie vrijzetten uit energiekrijke stoffen met behulp van zuurstofgas
  • anaerobe celademhaling
    anaeroob: energie vrijzetten uit energierijke stoffen zonder zuurstofgas
  • conjugatie: prokaryoten geven plasmiden aan elkaar door via een conjugatiepilus=> nieuwe eigenschappen voor de ontvanger
    vb. doorgeven van antibioticaresistentiegen
  • cystevorming: aanmaak van extra beschermende laag om extreme milieuomstandigheden te overleven
    => cyste of endospore
  • -Archaea komen voor in de darmen van dieren en helpen daar met de vertering, waarbij zij dan methaangas produceren
    grote rol in broeikaseffect
  • bouw van gisten
  • metabolisme bij gisten: heterotroof: gisten moeten organisch materiaal verteren en energierijke stoffen eruit opnemen
    *dood materiaal=> saprofyten
    *levend materiaal=> parasieten