BB HC09 Transplantatie, transfusie en tumoren

Cards (15)

  • Ongewenste immuunrespons
    Autoimmuniteit, transplantatie reacties, overgevoeligheid
  • Afwezigheid van gewenste immuunrespons
    Tumoren, chronische immuundeficiënties, immuunsuppressie
  • Meten van immunologische reacties
    • Humoraal: interactie antilichaam-antigeen
    • Cellulair: interacties cellen -antigeen
  • Humoraal meten aan immunologische reactie
    • Aanwezigheid AL aantonen, antilichaamtiters na vaccinatie (isotype), serconversie op basis van 2 serums
    • Antilichamen kunnen een doel en een middel zijn
  • We zijn nog lang niet goed genoeg om AL zoals een gemiddeld zoogdier die maakt monoklonaal te produceren
  • Verschillende typen testen
    • Humoraal: Agglutinatie/precipitatie, bepalen van hoogte van titer, immunoelektroforese
    • Cellulair
  • Normale ontstekingsreactie
    • Innate response: neutrofielen, complement, macrofagen
    • 4 soorten T-cellen
  • Transplantatie en transfusie
    • Er kan afstoting plaatsvinden bij een transplantatie. MHC/weefsel antigeen (=HLA/transplantatie antigeen bij mensen) is hierbij de belangrijkste. Er zijn ook minor weefselantigenen: HY en bloedgroepen
    • Een afstotingsreactie kan geprimed worden waardoor bij herhaald contact een snellere en heftigere respons ontstaat
    • Bestrijding van een stukje graft kan op twee manieren: Direct: donercel APC heeft direct contact met T-cel, Indirect: lichaamseigen APC presenteert stukjes van de donorcel
  • Voorkomen van afstoting
    • Weefseltypering
    • Immuunsuppressie. Bestraling, corticosteroïden, cytostatica, draineren ductus thoracicus, ATG/ATS behandeling
    • Inductie van tolerantie
    • Immuuntherapie
  • Voor de diergeneeskunde zijn de bloedtransfusies relevant. Een RBC heeft minor antigenen. Bij een dekking van poes belangrijk om bloedgroep te weten
  • Tumoren zien we vaker bij oudere mensen. Verminderd immuunsysteem door immuunsuppressie en veroudering draagt bij, maar oorzaak komt vooral door mutaties in het DNA. We zien dus tolerantie en verminderde immuunreactiviteit
  • Tumortherapie
    • Chirurgie: tumor load verlagen
    • Cytostatica: sneldelende cellen doden
    • Bestraling: sneldelende cellen doden
    • Immunotherapie met BCG (tuburculose vaccin die erge pro-inflammatoire omgeving creeërt), IL2, TIL cellen, vaccinatie/modulatie, checkpoint inhibitors (een van de nieuwste therapieën: bv PD-L1)
    • Daarnaast kun je ook nog hebben dat het transplantaat reageert op de ontvanger= graft versus host. De ontvanger is immunnodeficiënt. Vaak bij beenmergtransplantatie (omdat hier nog immuuncellen aanwezig zijn), maar ook bij bloedtransfusies. De klinische verschijnselen zijn dermatitis, hepatitis (met icterus) en diarree door darmepitheelontsteking. Vooral sneldelende cellen hebben er last van
    • Tumorcellen kunnen het immuunsysteem manipuleren:
    1. Lage immunogeniciteit; geen MHC en co-stimulatoire moleculen--> geen activatie T-cellen
    2. Tumor cel wordt behandelt als eigen cel
    3. Antigene modulatie
    4. Tumor-geïnduceerde immuunsuppressie (bv, PD-L1 die co-stimulatie voorkomt. Als PD-L1 kan binden word T-cel geïnactiveerd)
    5. Tumor-geïnduceerde afgelegen plek
  • Tumorenimmunologie
    • Bij een tumorreactie is er een zwakke immuunrespons tegen iets dat eigenlijk wel herkent zou moeten worden. Bij een tumorrespons wil je eigenlijk de volgende cellen en immunlogische reacties zien: T-cel reactiviteit, NK activiteit (als MHC1 afwezig is), antibody-dependent cellmediated cytotoxicity (ADCC), macrofagen, AL
    • Tumorcellen kunnen het immuunsysteem manipuleren: Lage immunogeniciteit, geen activatie T-cellen, tumor cel wordt behandelt als eigen cel, antigene modulatie, tumor-geïnduceerde immuunsuppressie, tumor-geïnduceerde afgelegen plek