bloed

Cards (165)

  • Bloed
    Bestaat uit 2 delen: bloedcellen en bloedplasma
  • Bloedcellen
    • RBC = erytrocyten
    • WBC = lymfocyten
    • BP = trombocyten
  • Hematopoëse
    1. In embryonaal weefsel ontstaan megaloblasten (voorlopers)
    2. Vanaf 2e week
    3. Vanaf 2e maand: lever en milt
    4. Vanaf 5e maand en voor rest van leven: beenmerg
  • Bloedvormende cellen
    • Vertrekken van hematopoëtische stamcel
    • Stamcel kan aanleiding geven tot myoloïde lijn (gamma van verschillende soorten cellen) of lymfoïde lijn (specifieke immuniteit)
  • Lymfoïde lijn
    • Thymus (T-lymfocyten)
    • Natural killer lymfocyten (NK-lymfo's)
    • B-lymfocyten
  • Myoloïde lijn
    • Trombocyten
    • Erythrocyten
    • Lymfocyten (macrofagen, neutrofielen)
  • Bloedplasma
    Opgebouwd uit 90% water, koolhydraten, vetten, eiwitten
  • Koolhydraten in bloed
    • Endogeen (opgeslagen in lever en spieren)
    • Exogeen (uit voedsel)
  • Regulatie bloedsuiker
    • Insuline
    • Glucagon
    • Adrenaline
    • Cortisol
    • STH
  • Normale glucosespiegel
    70-110 mg/dL
  • Hypoglycemie
    Waarde lager dan 50 mg/dL
  • Hyperglycemie
    Waarde hoger dan 150 mg/dL
  • Regulatie bloedsuiker
    1. Insuline en glucagon
    2. Groeihormonen en schildklierhormonen
    3. Stresshormonen
  • Wat kan je doen met koolhydraten?
    • Vorming ATP
    • Omzetten naar vetten (lipogenese)
    • Omzetten naar glycogeen (glycogenese)
    • Omzetten naar proteïnen
  • Vetten
    Belangrijk voor energiewinning en celmembraan
  • Voorbeelden vetten
    • Cholesterol
    • Triglyceriden
  • Lypoproteïnen
    Vetten gebonden aan eiwitten
  • HDL
    Goeie cholesterol, verzamelt vetten en brengt ze naar lever
  • LDL, VLDL, Chylomicronen
    Slechte cholesterol, kunnen afgezet worden in bloedvaten
  • Eiwitten in bloed

    • Met specifieke functies
    • Met ruime functies
  • Albumine
    Groot bulk eiwit, beïnvloedt colloïd osmotische druk, belangrijke reserve voor aminozuren, transportmolecule
  • Globulines
    • Alfa- en betaglobulines (in hemoglobine voor O2- en CO2-transport)
    • Gammaglobulines (immuunfunctie)
  • Fibrinogeen
    Belangrijk voor bloedstolling, wordt omgezet in fibrine
  • Algemene functies eiwitten
    • Colloïd osmotische functie
    • Reserve voor aminozuren, energie
    • Immuun functie
    • Bufferfunctie (pH)
  • Eiwitten kunnen protonen complexeren, spelen rol in pH-regulatie
  • Natrium
    Bepaalt kristalloïd-osmotische druk, belangrijk voor actiepotentialen en elektrische activiteit van cel
  • Kalium
    • Hypokalemie: overprikkelbaarheid, risico hartritmestoornissen
    • Hyperkalemie: kans op hartstilstand
  • CO2
    Vrije CO2 bepaalt pCO2, gebonden als bicarbonaat (belangrijke buffer) of carbaminoglobine
  • Zuurstof
    Vrije zuurstof bepaalt pO2, gebonden als oxyglobine aan hemoglobine
  • Erytrocyten
    • Biconcaaf, geen kern, hemoglobine geconcentreerd in centrum
    • Vorm bepaalt zuurstofbinding
  • Hemoglobine
    IJzer in kern kan verschillende lading hebben, bepaalt zuurstofbinding
  • Eiwitten in bloed hebben functies in immuniteit en pH-regulatie
  • Hoge ionenconcentratie in bloed
    Stijging osmotische waarde, wateraanzuiging, stijging bloedvolume, preload, VEDV, SV, HD, impact op bloeddruk
  • Binding
    Makkelijk <-> moeilijk
  • Samenstelling
    • Water
    • Vaste stof (vnl. hemoglobine)
  • Functie
    • Vervoer O2
    • Binding op hemoglobine
  • Hemoglobine
    Het ijzer in de kern kan een verschillende lading bevatten en afhankelijk van hoe de lading is, kan er zuurstof gebonden worden en kan er zo zuurstof getransporteerd worden
  • Belangrijke functies van eiwitten in het bloed
    • Immuniteit
    • pH-regulatie (bufferfunctie)
  • Heel veel ionen in het bloed
  • Als je te veel zouten eet

    Ga je veel ionen stapelen