immuniteit

Cards (61)

  • Nut van het afweersysteem
    In stand houden van de homeostase door lichaam vrijwaren van: Ziekteverwekkers (pathogenen) en Kankercellen
  • Waar kan het immuunsysteem niet tegen?
    • Allergieën
    • Auto-immuunziekten (lichaam reageert tegen lichaamseigen cellen)
  • Eerste verdediging: voorkomen dat ziekteverwekkers binnendringen
    1. Opperhuid + slijmlaag daaronder vormen een fysische barrière
    2. Zuurmantel huid + stoffen in het slijm = chemische barrière
    3. Microbioom (huid, vagina, darmen) remmen de groei van micro-organismen
  • Niet-specifieke afweer
    Geen onderscheid tussen pathogenen, voorkomen van binnendringen en verwijderen en vernietigen na binnendringen
  • Eerste barrière: huid en slijmvliezen
    1. Fysische barrière: Huid vormt ondoordringbare laag
    2. Chemische barrière: Zweet- en talgklieren scheiden zure en bacterieremmende stoffen af, Traanvocht, slijm en speeksel bevatten lysosymen die bacteriën vernietigen
    3. Mechanische barrière: Micro-organismen in slijmvlies worden via trilhaarbewegingen naar maag vervoerd en gedood door maagzuur, Urinewegen gezuiverd door doorstroming van urine
    4. Competitie met lichaamseigen bacteriën: Melkzuurbacteriën in vagina, Huid en darmflora: lichaamseigen bacteriën die stoffen afscheiden tegen lichaamsvreemde bacteriën
  • Tweede barrière: fagocytose en celperforatie
    1. Fagocytose: Fagocyten (witte bloedcellen) vernietigen indringers door ze op te nemen en te verteren
    2. Celperforatie: Natuurlijke killercellen perforeren het membraan van virusgeïnfecteerde cellen of kankercellen, wat leidt tot celdood
  • Ontstekingsreactie
    1. Roodheid (rubor): uitzetten kleine bloedvaten, meer bloed aanwezig
    2. Warmte (calor): uitzetten bloedvaten + verhoogde doorbloeding
    3. Zwelling (tumor): verhoogde doorlaadbaarheid haarvaten, vocht met leukocyten, bloedvaten en stollingsfactoren gaat uit bloedbaan
    4. Pijn (dolor): zwelling veroorzaakt druk op zenuwuiteinde
  • Lymfatisch systeem
    Open systeem, bevat geen bloed maar lymfe, ontstaat ter hoogte van de bloedhaarvaten
  • Cellen in lymfatisch systeem
    • Macrofagen
    • Dendritische cellen
    • Neutrofielen
    • Natural killer cellen
  • Verband tussen bloed, weefselvocht en lymfe
    1. Bloeddruk en COD van bloedplasma bepalen vorming van weefselvocht
    2. Weefselvocht wordt opgenomen door lymfecapillairen, vormt lymfe
  • Bouw van lymfatisch systeem
    Lymfecapillairen verenigen tot lymfevaten, Lymfeknopen voegen lymfocyten toe aan lymfe
  • Functies van het lymfatisch systeem
    • Drainagesysteem om bloedsomloop te ondersteunen
    • Afweer (filter)
    • Transport triglyceriden en vetoplosbare vitamines naar bloed
  • Antigenen
    Lichaamsvreemde stoffen, lymfocyten herkennen antigenen, immuunsysteem heeft een 'geheugen'
  • Antistoffen = antilichamen = immunoglubines (Ig)

    Specifiek gericht tegen een antigeen, 4 polypeptideketens (2 lange en 2 gelijke korte), gevorkt uiteinde is uniek voor een bepaald antigeen, staart identiek bij alle antistoffen
  • Vorming van T- en B-lymfocyten
    Lymfocyten ontstaan in het beenmerg, rijpen verder in de lymfoïde organen, bevinden zich in lymfoïde organen en circuleren in bloed en lymfe
  • Lymfatisch weefsel en lymfoïde organen
    • Lymfatisch weefsel: opeenhoping van lymfocyten
    • Lymfoïde organen: organen opgebouwd uit lymfatisch weefsel (thymus, lymfeknopen, milt)
  • Thymus
    Thymocyten kunnen zich differentiëren tot T-lymfocyten, selectie voor de geboorte, 'veilige' thymocyten worden T-lymfocyten, na puberteit verkleint thymus
  • Lymfeknopen
    In oksel, liezen, hals, op plaatsen waar kleinere lymfevaten overgaan in grotere, toevoeging lymfocyten aan lymfe, filter voor pathogenen en dode geïnfecteerde cellen
  • Milt
    Immuunrespons tegen antigenen in bloed op gang brengen, filter voor verwijderen van verouderde of abnormale rode bloedcellen en bloedplaatjes uit circulatie
  • Twee soorten immuniteit
    • Cellulaire immuniteit: T-lymfocyten die geïnfecteerde en abnormale lichaamscellen aanvallen
    • Humorale immuniteit: B-lymfocyten vallen pathogenen aan door antistoffen aan te maken
  • Fase 1 Start van de infectie: antigeenpresentatie en activatie T-helpercel
    Macrofaag fagocyteert indringer en indringer wordt gesplitst (verteerd) in antigenen, antigenen worden op celmembraan van macrofaag gepresenteerd, APC zendt chemische stoffen uit om T-helpercellen te lokken, APC bindt met T-helpercel → T-helpercel produceert cytokines
  • Fase 2: Cellulaire afweer via T-killercellen
    Indringer komt lichaamscel binnen → indringer wordt verteerd en antigenen komen op celmembraan van lichaamscel terecht, geactiveerde T-killercellen binden aan gepresenteerde antigenen en produceren porfyrines en enzymen die de zieke cel perforeren en afbreken
  • Samengevat: Functies van T-lymfocyten
    • Cytoxische T-lymfocyten: herkennen antigenen virus/kankercel & verwijderen, vormen geheugen T-lymfocyten
    • T-helperelymfocyten: zorgen voor samenwerking tussen specifieke en niet-specifieke afweer, ondersteunen immuunrespons
    • T-suppressorlymfocyten: als pathogeen is opgeruimd, verdere reacties onderdrukken
  • Fase 3 Humorale afweer via B-lymfocyten en vorming van antistoffen
    Geactiveerde B-lymfocyten bezitten op celmembraan specifieke receptoren waarmee 1 specifiek antigeen herkend kan worden, door binding antigeen aan B-lymfocyt ontstaan zeer veel B-lymfocyten door celdeling, deel van B-lymfocyten differentiëren tot plasmacellen en produceren antistoffen
  • Cytotoxische T-lymfocyten
    • Herkennen antigenen virus/kankercel & verwijderen
    • 'Sleutel slot' principe
    • Scheiden porfyrines af → celperforatie
    • Scheiden enzymen af → afbreken van celinhoud
    • Cel deelt zich in veel identieke cellen
  • Cytotoxische T-lymfocyten
    • Vormen geheugen T-lymfocyten
    1. helperelymfocyten
    • Zorgen voor samenwerking tussen specifieke en niet-specifieke afweer
    • Ondersteunen immuunrespons
    1. helperelymfocyten
    1. Na antigeen-presentatie: activatie helpercel
    2. Vorming signaalstoffen: stimulatie
    3. Vorming geheugencellen
    1. suppressorlymfocyten
    • Als pathogeen is opgeruimd: verdere reacties onderdrukken
  • Humorale afweer via B-lymfocyten en vorming van antistoffen
    1. Geactiveerde B-lymfocyten (uit fase 1) bezitten op celmembraan specifieke receptoren waarmee 1 specifiek antigeen herkend kan worden
    2. Door binding antigeen aan B-lymfocyt ontstaan zeer veel B-lymfocyten door celdeling
    3. Deel van B-lymfocyten differentiëren tot plasmacellen en produceren antistoffen tegen het antigeen
    4. Deel van B-lymfocyten differentiëren tot B-geheugencellen: bij nieuw contact met zelfde antigeen maken deze sneller antistoffen aan = verworven immuniteit
    1. lymfocyten die zich differentiëren tot plasmacellen die antistoffen produceren tegen specifieke antigeen

    • Antistoffen komen in bloed, lymfe en weefsels terecht en hechten zich aan antigeen
    • Staart van antistof steekt uit als merkteken
    • Macrofagen bezitten receptoren voor die staart en binden met antigeen-antistofcomplex
    • Geheel wordt opgenomen door fagocytose
    1. lymfocyten
    • Antistoffen via bloedbaan
    • Immuunrespons
    • B-lymfocyt + Antigeen gekoppeld
    • B-lymfocytenPlasmacellen: maken antistoffen
    • Signaalstoffen (T-helperlymfocyten)
    • Antistoffen worden pas gemaakt als persoon in contact gekomen is met antigeen
  • Bloedgroepen ABO
    Bepaald door type bloedantigeen op celmembraan van RBC
  • Bloedgroep AB
    • Zowel A- als B- antigenen
  • Bloedgroep O
    • Geen antigenen
  • Lymfatisch systeem
    • Lymfevaten en lymfehaarvatenopen systeem
    • Bevat geen bloed maar lymfe (lymfe ontstaat t.h.v. bloedhaarvaten
    • Lymfocyten afgegeven in lymfe en vervoerd naar plaats van infectie
  • ABO-groepen
    Antigenen en antistoffen van de ABO-groepen
  • Een persoon heeft antistoffen tegen elk (bloed)antigeen dat niet op het celmembraan van zijn rode bloedcellen voorkomt
  • Resusfactor
    1. antigeen = resusfactor = Rh
  • Eerst ontdekt bij resusaapjes (Macaca rhesus)