Cursus geschiedenis derde jaar Schooljaar 2023-2024 Hoofdstuk C
Doelstelling: Leerlingenkunnen (het ontstaan van) de standenmaatschappij in de vroege middeleeuwen uitleggen en de evolutie tijdens de tweede helft van de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd verklaren. Hierbij lichten ze de rechten en plichten van de standen toe.
KENNEN HB p. 56: Doelstelling 7 en 14 zijn niet te kennen.
KUNNEN HB p. 56
Standensamenleving
Sociale orde in onze hedendaagse (klassen)maatschappij is gebaseerd op juridische gelijkheid, maar onderscheid op basis van socio-economische positie: functie, studie, inkomen, bezit, origine...
Drie 'soorten mensen' of standen
Geestelijken (clerus)
Edelen (adel)
Onvrijen (volk)
Geestelijken (clerus)
Bidden
Edelen (adel)
Vechten/verdedigen
Onvrijen (volk)
Werken
Deze ongelijkheid werd gerechtvaardigd als Gods schepping
De drie standen vormden een onlosmakelijk geheel
Sociale mobiliteit was mogelijk in de standensamenleving, maar moeilijk
Groepen binnen de adel
Krijgslieden
Raadgevers
Groepen binnen de geestelijken
Hoge geestelijken (bv. Bisschop)
Lage geestelijken (bv. Monnik)
Groepen binnen het volk
Boeren
Ambachtslieden
Handelaars
Rechten en plichten van de standen
Geestelijken: Bidden, veel grond, geen krijgsdienst, geen belastingen, eigen rechtbanken, ontvangen tienden
Adel: Rechtspraak, bestuur, oorlogsvoering, grond, vrijgesteld van veel belastingen, boeren werken voor hen
Volk: Werken, belastingen betalen, krijgsdienst, geen privileges
Verschillende soorten boeren
Vrije boeren
Horigen
Laten/lijfeigenen
Vrije boeren
Gebruikten de grond van de heer en moesten hem vergoeden, bezit bij de boer, volledig vrij, persoonlijk bezit van de grond
Horigen
Horen bij hun heer
Laten/lijfeigenen
Volledig onvrij
Door de opkomst van de steden trokken sommige boeren naar de stad om een nieuw leven op te bouwen. Hierdoor moesten heren toegevingen doen en verdween geleidelijk de horigheid in West-Europa.
Sommige geestelijken hadden het moeilijk met de maatschappelijke veranderingen die zich tijdens de tweede helft van de middeleeuwen voltrokken, omdat sommige burgers rijker werden dan de edelen, wat als een verstoring van Gods schepping werd gezien.
In de vroege middeleeuwen hadden de clerus en adel de politieke macht, maar in de tweede helft van de middeleeuwen streefde de stedelijke elite naar zelfstandigheid. Koningen vochten een machtsstrijd uit met de adel, waardoor de macht van de adel daalde.
Cursus geschiedenis derde jaar Schooljaar 2023-2024 Hoofdstuk D1
In de vroegmoderne tijd werden huurlingen gebruikt op het slagveld en werden sommige burgers zeer rijk door ontdekkingsreizen en kolonisatie.
DE HOGE EN LATE MIDDELEEUWEN VAN 900 TOT 1450 (HB p. 62-63)
Tegen de 16e eeuw was de derde stand veel diverser dan rond de 11e eeuw, met kooplieden, ambachtslieden, boeren, ambtsadel en volk.
Kooplieden werden 'meesters van het zilver' genoemd omdat ze veel geld hadden, maar hadden geen voorrang omdat handeldrijven en handarbeid door de adel als minderwaardig werden gezien.
Doelstelling: Leerlingen kunnen uitleggen hoe de koningen hun rijk probeerden te besturen via persoonlijke relaties van het leenstelsel (feodaliteit) en aantonen waarom dit leenstelsel hun rijken uiteindelijk verbrokkelde
Kooplieden konden opklimmen in de samenleving door winst te maken, te studeren en carrière te maken.
Kennen
Alle doelstellingen
Ambtsadel
Geletterde burgers die overheidsfuncties bekleden en daardoor tot de adelstand kunnen toetreden, in tegenstelling tot de 'krijgsadel' of 'zwaardadel' die op geboorte gebaseerd was.
Kunnen
Doelstelling 4 is niet te kunnen
De bron over de situatie in de 17e eeuw geeft een betrouwbaar beeld, omdat de auteur een tijdgenoot is zonder motief om de waarheid niet te vertellen.
Vazalliteit
Vassos: Gallisch voor dienaar
De adellijke levensstijl in de 17e eeuw kenmerkte zich door grote landhuizen/kastelen en luxe zoals banketten, interieur, kleding, meubels en schilderijen.
In de bloeiperiode van de keizertijd bestuurden de Romeinse keizers hun enorm rijk dankzij een groot professioneel leger en een heel uitgebreid ambtenarenkorps. In de landbouwsamenleving van de vroege middeleeuwen beschikten de koningen niet langer over die middelen om hun rijk op die manier te besturen
De 'oude adel' (zwaard- of krijgsadel) werd in de vroegmoderne tijd geconfronteerd met het probleem dat hun rijke levenswijze niet meer gefinancierd kon worden door de dalende pachtinkomsten.