Vaktaal Juni

Cards (61)

  • Subjectief
    Beïnvloed door je persoonlijke mening en gevoelens
  • Objectief
    Gebaseerd op feiten en niet op meningen
  • Absolutisme
    Regeringsvorm waarbij een erfelijke vorst over absolute of onbeperkte macht beschikt
  • Bondgenoten
    Twee partijen helpen elkaar met wederzijds voordeel
  • Caesaropapisme
    Regeringsvorm waarbij de politieke en religieuze macht in één persoon (meestal het staatshoofd of de vorst) zijn verenigd
  • Centralisatie
    Het besturen van een staat vanuit één punt (één plaats, politiek orgaan en/of persoon)
  • Democratie
    Staatsvorm waarbij het volk inspraak heeft in het bestuur, bvb. via verkiezingen
  • Dictatuur
    Regeringsvorm waarbij het staatsgezag wordt uitgeoefend door één leider met onbeperkte macht
  • Eerstegeboorterecht
    De oudste zoon erft de titel van koning
  • Federale staat
    Een staat die opgebouwd is uit een bond van samenwerkende (deel)staten die grotendeels hun zelfstandigheid behouden, de meeste macht ligt wel bij de overkoepelende, federale (of centrale) regering
  • Feodaliteit
    Leenstelsel: omwille van de onmogelijkheid van de opperleenheer om het ganse land te besturen en controleren, gaf hij bescherming en gronden in leen (met vruchtgebruik) aan zijn vazallen of leenheren, die in ruil daarvoor advies en krijgsdienst in tijden van oorlog waren verschuldigd; ook deze vazallen verdeelden hun gronden onder nog andere achtervazallen om het bestuur te vergemakkelijken -> feodale piramide
  • Grondwet
    Wet waarin de basisprincipes van de regering van een staat en de basisrechten- en plichten van de onderdanen zijn vastgelegd; op iedereen (ook het staatshoofd) van toepassing
  • Hofmeier
    Hoogste bestuursambtenaar in het Frankische Rijk
  • Investituur
    Recht om de bisschoppen te benoemen
  • Monarchie
    Staatsvorm met een erfelijke vorst aan het hoofd
  • Parlement
    Bestuurlijk orgaan waarin vertegenwoordigers van het volk zetelen die – als tegengewicht voor de macht van het staatshoofd (meestal een koning) – de rechten van het volk moeten behartigen en wetten maken
  • Parlementaire monarchie
    Monarchie waarbij de regering verantwoording verschuldigd is aan het parlement en niet aan de vorst
  • Privilege
    Een recht dat aan een persoon, een groep personen of een organisatie wordt toegekend om deze meer of andere rechten te geven dan waarop men normaal aanspraak maakt
  • Rechterlijke macht
    Macht om iemand te veroordelen
  • Republiek
    Een staat waarvan het staatshoofd een uit het volk gekozen vertegenwoordiger is
  • Rijkskerk
    Als de wereldlijke macht kerkelijke ambten gebruikt voor het bestuur
  • Staten-Generaal
    Algemene vergadering van de vertegenwoordigers van alle standen in Frankrijk. Kon enkel worden samengeroepen door de vorst en kon toegevingen eisen in ruil voor door de vorst gevraagde beden
  • Theocratie
    Staatsvorm waarbij het gezag wordt uitgeoefend door een vorst of geestelijken die als plaatsvervanger en vertegenwoordiger van god op aarde wordt/worden beschouwd
  • Uitvoerende macht

    Macht om wetten uit te voeren dus te besturen
  • Vorst
    Algemene benaming voor de heerser of bestuurder van een rijk (kent gradaties: keizer, koning, prins,...)
  • Wetgevende macht
    Macht om wetten te stemmen
  • Adel
    Één van de twee bevoorrechte standen uit de standenmaatschappij die vooral voor bescherming moesten zorgen; de koning en zijn vazallen vormden de adel (edelen)
  • Ambacht
    Groepering van stedelijke handwerkers uit dezelfde bedrijfstak
  • Aristocratie
    Maatschappelijke groep gevormd uit de meest vooraanstaande en rijke personen die de meeste macht uitoefenden
  • Beden
    Uitzonderlijke belastingen gevraagd door de vorst (in tijden van oorlog of geldnood) aan de Staten-Generaal; in ruil hiervoor kon de Staten-Generaal toegevingen of voorrechten eisen
  • Burgerij
    Rijkste groep uit de Derde stand die niettemin geen politieke macht bezat (tot de Franse revolutie); samengesteld uit personen die vooral een vrij beroep uitoefenden in de steden zoals dokter, advocaat, winkelier, handelaar, bankier...
  • Clerus
    Geestelijkheid: één van de twee bevoorrechte standen (moesten geen belastingen betalen) uit de standenmaatschappij die vooral voor de andere standen moesten bidden
  • Derde Stand

    De laatste en niet-bevoorrechte stand uit de standenmaatschappij die voor de overige standen moest werken en belastingen betalen; deze stand had geen enkele politieke macht
  • Drieslagstelsel
    Systeem waarbij de landbouwgrond in drie delen of slagen wordt bebouwd; elke slag wordt volgens een beurtrol twee jaar bebouwd: één keer met wintergewassen, één keer met zomergewassen en ten slotte één jaar braak om de grond te laten herstellen
  • Economische crisis
    Toestand waarbij de economie gekenmerkt wordt door een neerwaartse beweging, met grote armoede, werkloosheid, overproductie,...
  • Gesloten economie
    Er is bijna geen handel. Alle behoeften worden voldaan door de eigen productie. Vb. middeleeuwse domeinen
  • Intensivering
    De grond (of...) wordt intensiever gebruikt om meer opbrengst te hebben. Bv. Door bemesting
  • Standenmaatschappij
    Een maatschappij waarin de bevolking volgens geboorte in verschillende groepen is opgedeeld die elk hun eigen rechten en plichten hebben. In de middeleeuwen bestond de bevolking uit de geestelijkheid of clerus (eerste stand), adel (tweede stand) en de burgers en boeren (derde stand).
  • Tenure
    Op het domein van een heer staan meerdere tenures= stuk grond waar een horige of pachter woont en dat mag gebruiken in ruil voor cijns (= pacht) en diensten
  • Tiende
    Belasting die men aan de Kerk moest afstaan voor het onderhoud van de plaatselijke priester en de kerkgebouwen en ter ondersteuning van de armen; bedroeg meestal één tiende van de oogst of van het aantal dieren die werden gehoed