poëzieanalyse

Cards (55)

  • lyriek
    De lier (lyra) waarmee de dichter zichzelf begeleidde of werd begeleid.
  • de lyrische taalsituatie =
    • lyrisch subject/ lyrisch ik
    • monologisch
    • momentaan karakter
  • lyrisch subject/ lyrisch ik
    De spreekinstantie i/h gedicht die al dan niet expliciet in een gedicht aan bod komt, fonologisch, het centrum v/d waarneming of expressie.
  • monologisch
    Slechts 1 spreker neemt het woord.
  • momentaan karakter
    De expressie van ervaringen i/h hier-en-nu staat centraal en niet de representatie van handelingen en gebeurtenissen.
  • gestolde tijd
    Een momentopname die als het ware buiten de tijd wordt geplaatst en waarin een eeuwigdurend nu-moment wordt gerealiseerd.
  • apostrofe
    Het lyrische subject richt zich vaak tot een niet-aanwezig persoon of object. De apostrofe stelt het niet-aanwezige subject of object door de taal aanwezig.
  • exclamatio
    een uitroep met een uitroepingsteken. Bv. Ach!
  • autobiografisch pact
    De lezer gaat ervan uit dat de dichter zijn diepste gevoelens op authentieke wijze verwoordt.
  • intentional fallacy
    De gangbare maar foute directe verbinding v/d intentie v/d auteur met de betekenis v/h gedicht.
  • objectieve lyriek
    Een observatie of een beschouwing staat centraal, eerder dan de expressie van gevoelens. De rol v/h lyrische subject beperkt zich hier tot het communiceren v/h gedicht. We krijgen aldus een soort subjectloos spreken dat de status v/h gedicht reduceert tot een 'ding'.
  • ecriture automatique 

    Techniek zonder enige vorm van censuur of stilistische ingreep, de stroom van gedachten en associaties rechtstreeks op papier te zetten.
  • typografie
    de visuele verschijningsvorm
  • enjambement
    Een zin die doorloopt op meerdere versregels.
  • versvoet
    De kleinste herhaalde eenheid v/d versregel op metrisch vlak.
  • verschillende soorten verzen=
    • metrisch vers
    • heffingsvers
    • syllabisch vers
    • vrij vers
    • blanke verzen
  • metrisch vers
    Een gedicht dat bestaat uit versregels met een vast metrum.
  • heffingsvers
    Enkel het aantal klemtonen ligt per regel vast.
  • syllabisch vers
    Per regel wordt de lengte bepaald door het aantal lettergrepen (syllaben).
  • vrij vers
    Poëzie waarbij de versregels niet worden bepaald door het metrum, het aantal heffingen of het aantal syllaben.
  • blanke vers
    Poëzie die bestaat uit jambische pentameters die niet rijmen.
  • readymade
    Een object uit de werkelijkheid wordt in zijn geheel opgenomen in een kunstwerk.
  • literariteit van teksten (Russisch formalisme) 

    Poëzie wordt gedefinieerd als een in wezen talige vorm, taal die gehanteerd wordt op een specifieke wijze en met een specifieke functie. = de poëtische functie (Roman Jakobson)
  • de poëtische functie:
  • referentiële functie
    Taal wordt gebruikt om te verwijzen naar de buitentalige WH. Wanneer een talige uiting haar betekenis ontleent aan haar relatie tot de werkelijkheid en bedoeld is om info over te brengen.
  • expressieve/ emotionele functie 

    De nadruk op de zender en diens drang om zich te uiten.
  • conatieve/directieve functie 

    De taal richt zich op de ontvanger. bv. Doe de deur dicht!
  • fatische functie
    Een taaluiting is erop gericht om het contact open te houden tussen spreker en toehoorder.
  • metalinguale/ metatalige functie
    Uitspraken over de taal zelf, taal richt zich hier op de code, het talige systeem en haar regels.
  • poëtische functie
    Wanneer taal zich richt op de boodschap, de aandacht richt op de vorm v/h talige teken.
  • paradigma (Jakobson)

    Een verzameling van woorden die op een of andere manier aan elkaar verwant (equivalent) zijn.
  • syntagma (Jakobson) 

    De horizontale combinatie van woorden volgens de regels v/d taal. bv. de woorden in een zin
  • contiguïteit = nabijheid
    similariteit = gelijkenis
  • secundair modellerend systeem (Russisch formalist Jurij Lotman)

    Poëzie brengt dingen met elkaar in verband die i/d alledaagse taal niets of nauwelijks iets met elkaar te maken hebben.
  • ostranenie (Victor Sklovski)

    vervreemdingseffect
  • primaire code (alledaagse taal) en secundaire code (poëtische taal)
  • neologisme
    het creëren van nieuwe woorden
  • anakoloet
    zinnen die grammaticaal 'niet lopen'
  • intensivering/ semantisering v/d vorm 

    Wanneer aan vormelijke aspecten betekenis kan worden toegekend.
  • iconisering
    De vorm van een gedicht kan bijvoorbeeld de inhoud weerspiegelen of beklemtonen. Vorm en inhoud verhouden zich hier tot elkaar in termen van gelijkenis.