inleiding

Cards (74)

  • 'Literatuur'
    De literaire tekst als een product van hoge literatuur, Literatuur met een L.
  • ruime opvatting v/h begrip 'literatuur' 

    De literatuur is een onderdeel van cultuur, dat ontsnapt aan de opdeling in 'hoog' en 'laag' of 'verhevene' vs. 'populaire' kunstvormen. Literatuur is dan een fenomeen dat evolueert en waarover we geen waardeoordeel vellen. Wat als literatuur wordt beschouwd en wat niet, is in deze opvatting historisch, cultureel en institutioneel bepaald.
  • vita
    heiligenleven
  • literaire canon
    de verzameling van werken die we als cultuur belangrijk vinden om te bewaren en over te leveren aan volgende generaties.
  • ruimere opvatting v/lit. = historisch belangrijke genres (bv. vita, didactische poëzie) behoren niet meer tot het lit. canon. Nieuwe genres (bv. internetliteratuur, graphic novel,..) krijgen meer aandacht, niet enkel in de media maar ook vanuit de lit.wet. Zo veranderen teksten van statuut doorheen de tijd en is er een voortdurende dynamiek tussen het 'centrum' van het systeem (de canon) en de periferie.
  • periferie
    de teksten, genres en auteurs in de marge van het systeem
  • Fictie
    Het wordt verbonden met het vertellen of tonen van ingebeelde gebeurtenissen of gevoelens en staat aldus in contrast met feitelijkheid (faction). Dat is het duidelijkst bij fantastische lit. of science fiction, waarin een hele nieuwe, onbestaande WH wordt gecreëerd.
  • faction
    Het is afgeleid van facts (feiten) en verwijst naar een werk dat feiten en fictie met elkaar vermengt.
  • Kenmerken van fictie:
    • een contrast i/d houding v/d lezer of toeschouwing
    • "the willing suspension of disbelief" (S.C.)
  • the willing suspension of disbelief (Samuel Coleridge)

    De lezer/toeschouwer beseft dat wat er gezegd of getoond wordt niet echt is, maar stapt deze verbeelde wereld in en beschouwt de fictionele wereld, gebeurtenissen en personages ALSOF ze echt zijn.
  • negatieve gevolgen v/d WSOD:
    Het opschorten van het ongeloof kan geproblematiseerd worden als een vorm van tijdelijke waanzin. VOORBEELD: Don Quichot, een arme edelman, die na het lezen van veel ridderromans, zichzelf als ridder inbeeldde.
    VOORBEELD 2: Emma Bovary, die lijdt aan een overgeromantiseerde visie op het leven e/d liefde die haar uiteindelijk ten gronde richt.
  • immersion (Marie-Laure Ryan) 

    Een verwant fenomeen aan TWSOD, wordt bestudeerd in de hedendaagse, cognitieve literatuurwetenschap. Volgens MLR is het onderdompelen in "mogelijke werelden" in games en virtual reality een stap verder t.o.v. wat fictie betoogt: hier probeert men de mogelijke wereld te transformeren tot een echte ervaring.
  • possible worlds
    (mogelijke werelden) is afkomstig uit de logica en maakt het mogelijk om de grens tussen waarheid en fictie op een genuanceerde manier te denken.
  • traditionele logica= de waarheid van een propositie wordt bepaald door haar overeenkomst met de werkelijke wereld. Volgens dit criterium zijn fictionele teksten niet waar. Toch hebben fictionele teksten wel degelijk een band met de werkelijkheid. -> speech acts
  • speech acts (John Searle) 

    = fictionele taalhandelingen = ze doen alsof ze verwijzen naar de werkelijkheid, waardoor de traditionele waarheidsregels niet gelden voor fictie.
  • de pragmatische waarheidstheorie
    = volgens dit is waarheid niet een kwestie van alles of niets. Waarheid kan ook iets zijn wat binnen de context functioneert. Fictie wordt dan gezien als een universum met eigen wetten, waarbinnen bepaalde proposities waar of onwaar kunnen zijn. Die wereld kan afwijken van de realiteit maar kan toch nog relevant blijven voor die realiteit omdat ze zich er steeds toe verhoudt.
  • de modale logica
    Houdt zich bezig met de mogelijkheid, onmogelijkheid, contingentie of noodzakelijkheid van proposities.
  • de theorie v/d mogelijke werelden (uit de modale logica)
    Gaat ervan uit dat de realiteit er ook anders had kunnen uitzien. Mogelijke werelden hebben een verschillende werkelijkheidswaarde, afhankelijk van hoe dicht ze staan bij de echte wereld.
  • criteria mogelijkheid reëel worden v/e (on)mogelijke wereld= wetten van logica, tijd en ruimte.
  • In verhalen krijgen we vaak meerdere mogelijke en onmogelijke werelden. Taak v/d lezer = de feitelijkheid ervan binnen de wereld van de fictie te bepalen.
  • Niet alle lit. is noodzakelijkerwijze fictief.
  • fictie toegevoegd aan non-fictie
    In de geschiedenis zal men vaak verhalende, voor een stuk fictieve elementen toevoegen om de lezer meer te betrekken bij de beschrijving van historische gebeurtenissen.
  • non-fiction novel
    Historische figuren en reële gebeurtenissen worden verweven met verzonnen beweringen en fictionele conventies.
  • contrast binnenin de (auto)biografie
    Enerzijds= het ontleent zijn eigenheid aan de verwijzing naar de WH.
    Anderzijds= er wordt een identiteit gecreëerd (en dus enigszins gefictionaliseerd) in en door het schrijfproces, de feiten en de verhalende structuur doen denken aan fictie.
  • storytelling (Yves Citton + Christian Salmon) 

    Deze strategie is erop gericht om werkelijkheid en fictie door elkaar te doel lopen om zo aan te zetten tot een bepaald gedrag. VOORBEELD 1= i/d reclame wordt een universum gecreëerd voor een bepaald product door een wereld of mythologie te creëren rond een bepaald merk (bv. Coca-Cola)
    VOORBEELD 2= i/d politiek: spin doctors die een bepaalde politieke beslissing trachten in te kleden in een web van verhalen en leugens.
    CONCLUSIE = de grens tussen waarheid en fictie vervaagt, de fictie neigt meer naar de leugen.
  • 2 types kunstenaar:
    • poeta vates
    • poeta faber
  • Poeta vates
    Een dichter (of kunstenaar, in het algemeen) die zich geïnspireerd weet door hogere krachten en die spreekt vanuit zijn genialiteit.
  • Poeta faber
    Een kunstenaar die - zoals een ambachtsman - een literair werk maakt door een goede beheersing v/d technieken. Bij dit type kunstenaar wordt de nadruk gelegd op technisch kunnen en virtuositeit.
  • wetenschap
    De praktijk van kennisverwerving waarbij verifieerbare uitspraken worden gedaan over de empirische WH op basis van nauwkeurige observaties en experimenten (= inductie methode).
    <=>
    Wetenschap vormt hypotheses en doet voorspellingen die getest en eventueel weerlegd kunnen worden door middel van nieuwe observaties en experimenten (= deductie methode).
  • wetenschappelijke taal:
    • eenduidig en transparant (de taal betekent niets anders dan zichzelf)
    • niet-ambigue manier om te communiceren over onderzoeksresultaten en methodes
    • 1-op-1-relatie tussen vorm en betekenis
    • VOORBEELDEN = wiskunde, fysica, scheikunde
  • Literatuur als onderzoeksobject:
    1. lit. is een veranderlijk gegeven
    2. lit. zelf is een kwalificatie die niet vrij is van waardeoordelen
    3. lit. is polyinterpretabel
  • natuurlijke taal
    de taal van de literatuurstudie
  • metataal
    Het is een taal waarin over een andere taal uitspraken worden gedaan.
  • normatieve poëtica
    Een set van regels en richtlijnen die bepalen hoe poëzie zou moeten worden geschreven. Het geeft aan wat als goede poëzie wordt beschouwd en welke technieken en stijlen moeten worden gebruikt. Het is als een handleiding voor dichters om te volgen.
  • Descriptieve literatuurtheorie
    Een tak van de literatuurwetenschap die zich richt op het beschrijven en analyseren van literaire teksten zoals ze zijn, zonder waardeoordelen te vellen. Het gaat om het observeren en vastleggen van kenmerken, structuren en patronen in literatuur.
  • zelfreflexief
    Nadenken over de vooronderstellingen die bepaalde narratologische concepten (zoals verteller) impliceren.
  • poëtica
    = poëtiek = literatuurtheorie of een verzameling van literatuuropvattingen.
  • 2 belangrijke werken van Aristoteles = 'Poetica' en 'Retorica'
  • retoriek
    De leer van de welsprekendheid (de kunst van het voordragen, overtuigen, enz.).
  • 'Poetica' -> mimesis
    'Retorica' -> retoriek