T8 B1 Chemie in cellen

Cards (27)

  • Stofwisseling
    >Het omzetten van stoffen in andere stoffen
  • Zuurstof
    >Een element in een organisme dat altijd deelmaakt van organische moleculen
    >O
  • Energie
    >is nodig om de bindingen tussen koolstof- en waterstofatomen tot stand te brengen
    >Energie komt vrij bij het verbreken van die bindingen
  • Chemische energie
    >De energie die in bindingen tussen atomen van stoffen is opgeslagen
  • Glucose
    >Organische stof die als belangrijke brandstof en bouwstof dient voor stofwisseling
    >Een organisch molecuul
    >C-6-H-12-O-6 (formule)
  • Brandstof
    >Voedingsstof die energie kan leveren bij dissimilatie-> verbranding
  • Bouwstof
    >Een voedingsstof die wordt gebruikt voor de vorming van organische moleculen bij de voortgezette assimilatie
  • Voortgezette assimilatie
    >Het proces waarbij grote organische moleculen met veel energierijke bindingen ontstaan
  • Assimilatie
    >Opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen
    >Heeft energie, ATP, nodig om op te kunnen bouwen
  • Dissimilatie
    >Het afbraak van grote organische moleculen tot kleinere moleculen
    >Geeft energie, ATP, af in het proces
  • Warmte
    >Een van de vormen waarin energie bij dissimilatie vrijkomt
  • Kinetische energie
    >Bewegingsenergie van deeltjes of voorwerpen
  • Koolstofdioxide
    >Een stof waaruit samen met water bij koolstofassimilatie glucose wordt gevormd
    >Een anorganisch molecuul
  • Koolstofassimilatie
    >De vorming van glucose uit koolstofdioxide en water
  • Fotosynthese
    >Het proces waarbij planten en cyanobacteriën lichtenergie gebruiken voor de vorming van glucose
  • Lichtenergie
    >Wordt bij fotosynthese door planten en cyanobacteriën gebruikt voor de vorming van glucose
  • >ATP
    >Een energiedragermolecuul dat bestaat uit adenosine en drie fosfaatgroepen
    > C-10-H-16-N-5-O-13-P-3 (structuurformule)
  • Adenosinetrifosfaat
    >Een energiedragermolecuul dat bestaat uit adenosine en drie fosfaatgroepen
  • ADP
    >Een energiedragermolecuul dat bestaat uit adenosine en twee fosfaatgroepen
  • Adenosinedifosfaat
    >Een energiedragermolecuul dat bestaat uit adenosine en twee fosfaatgroepen
  • Adenosine
    >Het maakt deel uit van het monomeer adenosinemonofosfaat, waaruit DNA en RNA zijn opgebouwd. 
  • Fosfaatgroepen
    >Een fosfaatgroep is een molecuul gevormd door een fosforatoom verbonden met vier zuurstof
    >Fosfaatgroepen komen voor in het DNA en RNA, waar ze vastzitten aan het vijfde koolstofatoom van de suikergroep
  • Autotrofe organismen

    >Organismen die zelf de organische stoffen produceren die ze nodig hebben uit anorganische stoffen
  • Heterotrofe organismen

    >Een organisme dat zijn celmateriaal opbouwt uit voedingsstoffen die het betrekt uit organisch materiaal dat afkomstig is van andere organismen.
  • Formules
    >C: Koolstofatomen
    >H: Waterstof
    >O: Zuurstof
  • Autotrofe organismen

    >Zijn in staat om hun eigen voedingsstoffen te produceren
    >Zijn in staat tot koolstofassimilatie
  • Heterotrofe organismen
    >Nemen voedingsstoffen op door het consumeren van andere organismen