FA1: Complexatie-evenwichten

Cards (52)

  • Complex: een centraal positief geladen metaalion met daarrond negatieve of neutrale liganden.
  • Ligand: molecule of ion met een vrij elektronenpaar dat bindt met metaal-kation.
  • Mono-/polydentaatligand: een ligand dat bindt met 1/meerdere vrije elektronenparen aan het kation.
  • Coördinatieverbinding: de liganden plaatsen hun vrij elektronenpaar in “lege orbitalen” van de eerste coördinatiesfeer van het centraal kation.
  • Naamgeving complex
    1. Prefix = aantal liganden (vb. Mono, di, tri, tetra, penta, hexa, ...).
    2. Ligand = naam van het type ligand (vb. Fluoro, hydroxo, ammine, ...).
    3. Metaalion = naam van metaalion (vb. Koper, ijzer, ... ).
    4. Oxidatiegetal = valentie metaalion (vb. (II), (III), ...).
    Opmerking : is het complex in zijn geheel negatief geladen, dan krijgt de naam van het metaalion de uitgang: “-aat”.
  • Geometrieën van complexen
    Tetraëdrisch (coördinatiegetal 4)
    Vb. [Zn(NH3)4]2+ = tetra-amminezink(II)
  • Geometrieën van complexen
    Vlak-vierkant (coördinatiegetal 4)
  • Geometrieën van complexen
    Cis- of trans-isomerie
  • Geometrieën van complexen
    Lineair (coördinatiegetal 2)
  • Geometrieën van complexen
    Octaëdrisch (coördinatiegetal 6)
  • Geometrieën van complexen
    Verstoord Octaëdrisch (coördinatiegetal 6)
  • Complexatie-evenwicht
    • De ionen in oplossing zullen voor een deel voorkomen als zichzelf (= “vrije” ionen) en voor een deel als complex.
    • Er ontstaat een evenwicht tussen vorming en afbraak van het complex.
    • Complexatie-evenwicht is uitgedrukt naar het complex (dia 17).
    • Hoe hoger Kf, hoe meer complex er wordt gevormd.
    • Concentratie van het complex ≠ 1 in de formule van K (dia 18).
    • Het complex is ook een ion in oplossing en draagt bij tot de ionaire sterkte.
    • De complexatiereactie gebeurt stapsgewijs.
    • Complexatie is de som van de evenwichtsdeelreacties.
  • De totale Kf is product van de Kf’s van de deelreacties.
  • De totale Kf kan misleidend zijn!
  • Complexometrie = titratie d.m.v. complexvorming.
    • Hoe minder liganden, hoe duidelijker de sprong.
  • Complexvorming met EDTA
    • EDTA = ethyleendiaminetetra-azijnzuur
    • Via de tetra-azijnzuur van EDTA, kan EDTA 4 protonen afstaan.
    • Als EDTA volledig gedeportoneerd is, zijn er 6 sites beschikbaar als ligand.
  • EDTA vormt verstoord-octaëdrische complexen
    • Via de 6 sites zal EDTA de meeste metaalionen complexeren (= ommantelen).
  • cT: de totale concentratie aan vrij EDTA.
    • cT weten we meestal wél direct (= hoeveel EDTA we toevoegen).
  • α4: de fractie die voorkomt als Y4-.
    • [Y4-] hangt af van de pH en weten we meestal niet direct.
  • De evenwichtsconstante KMY kunnen we anders schrijven:
  • een conditionele vormingsconstante K’MY definiëren die afhankelijk is van de pH. Op deze manier kunnen we wel werken met de gekende waarde cT:
  • α4 is de fractie van de totale hoeveelheid EDTA die voorkomt als Y4-:
  • Invloed van KMY op de titratiecurve
    • Sprong in titratiecurve is groter bij grotere KMY.
  • Invloed van pH op de titratiecurve
    • Hoe hoger de pH, hoe meer Y4- er beschikbaar is.
  • Invloed van andere complexvormers op de titratiecurve
    • Complexeert het analiet ook met een andere stof, dan lijkt het alsof er minder analiet aanwezig is dat kan complexeren met EDTA en komt het equivalentiepunt vroeger --> extra correctie invoeren voor C (analiet).
  • Als er extra complexvormers zijn, is niet alle analiet beschikbaar voor complexatie met EDTA en moeten we daar ook voor corrigeren, K’’:
  • De fractie metaalionen αM dat nog vrij zal voorkomen in de oplossing
    • waarbij cM de totale concentratie aan metaalionen is die niet gecomplexeerd zijn met EDTA (maar eventueel wel met iets anders!) en [Mn+] de concentratie analiet dat nog vrij voorkomt in oplossing.
  • Eriochroomzwart T (Erio T)

    Het metaalion-Erio T-complex heeft een bepaalde kleur.

    EDTA heeft een grotere vormingsconstantemet de meeste metaalionen en zal daarom de metalen uit de erio T-complexen verdringen om er zelf mee te complexeren. Na equivalentie zal de kleur daarom verdwijnen of veranderen.
  • F- (ligand) = fluoro
  • Cl- = chloro
  • Br- = bromo
  • I- = jodo
  • CN- = cyano
  • SCN- = thiocyanato
  • OH- = hydroxo
  • NO2- = nitro
  • NH3 = ammine