Convectiestromen: stroming van gesmoltengesteente onder de aarde, waardoor platen verschuiven
Bewijs voor platentektoniek:
Platen passen in elkaar
Overeenkomende flora en fauna
Overeenkomsten in gesteente
Paleomagnetisme laat een patroon zien van vroegere liggingen van platen
Satellieten meten beweging
Mid-oceanische rug:
Ontstaat bij stijgende convectiestromen
Gevolgen: breukvorming, vulkanisme, vorming van nieuw oceanische korst
Subductie zones:
Bij dalende convectiestromen
Gevolgen: vorming van trog/diepzeetrog, gebergtevorming, ontstaan magmahaard en vulkanisme, aardbevingen
Gevolgen van platentektoniek:
Gebergtevorming
Plooiingsgebergte
Breukgebergte
Aardbeving
Tsunami
Vulkanisme
Explosieve eruptie (pyroklastica, as en gas)
Effusieve eruptie
Soorten gesteenten:
Stollingsgesteente: afkoelen van magma (vb: graniet, basalt)
Sedimentgesteente: ontstaat door harder worden van sediment (vb: zandsteen, kalksteen, schalie)
Metamorfgesteente: ontstaat door omvorming van stollings- of sedimentgesteente door hoge hitte en/of druk (vb: marmer, leisteen)
Gebergtevorming:
Plooiingsgebergte: ontstaat als twee platen tegen elkaar aan botsen en gaan 'plooien'
Breukgebergte: vormt zich als de aardkorst rekt of onder druk komt te staan (horst, slenk)
Vulkanisme:
Stratovulkaan: hoog, steil, lagen van lava, steen of as, ontstaat bij convergentie en subductie zones, explosieve eruptie
Caldera: komvormig, ontstaat vaak in het midden van een strato vulkaan
Schildvulkaan: breed met flauwe helling, effusieve eruptie, ontstaat vooral bij divergentie en de mid-oceanische rug
Tsunami:
Ontstaat door een onderwater vulkaan
Ontstaat door wrijving en spanning die ontsnapt tussen twee platen onder water
Aardbevingen:
Ontstaan door verschuiving van platen
schildVulkaan:
Breed met flauwe helling
Heeft een effusieve eruptie
Ontstaat vooral bij divergentie en de mid-oceanische rug
Week 36:
Kennis van vormen, oorzaken en gevolgen van verwering, erosie en sedimentatie
Landschapsvormen zoals delta’s, vlechtende rivieren, meanders, puinhellingen, U- en V-dalen, jonge en oude gebergten
Temperatuurfactoren: ligging op de aarde, nabijheid van de zee, albedo, zeestromen, windrichting, ligging van gebergte
Kennis van de wetten van Buys Ballot, hoge- en lagedrukgebieden en de atmosferische circulatie (windstroming) door de wet van Buys Ballot en het corioliseffect
Hoe ontstaat een hoog of laag drukgebied:
Hogedrukgebied ontstaat wanneer koudere en compacte lucht vanuit grote hoogte naar beneden stroomt
Lage drukgebied ontstaat waar warme lucht opstijgt en afkoelt, resulterend in regen
Stralingsbalans, oceanische circulatie en algemeen klimaatpatroon kunnen worden verklaard door de balans tussen inkomende en uitgaande energie op aarde, de omzetting van zonnestralen in warmte en de vorming van windstromen door de atmosferische circulatie
Warme lucht stijgt op, de wind stroomt van hoog naar laag, wat windstromen creëert samen met het corioliseffect dat een draaiing veroorzaakt
Stralingsbalans: balans tussen inkomende en uitgaande energie op aarde, waarbij zonnestralen warmte genereren die de atmosfeer absorbeert of terugkaatst
Oceanische circulatie: warme oppervlaktestromen en koude dieptestromen, waarbij zouter water dieper ligt en warmte circulatie ontstaat
Algemeen klimaatpatroon: tropen met lagedrukgebied en opstijgende warme lucht, subtropen met dalende droge lucht, gematigde zone met zeeklimaat en poolgebied met koud en droog weer
Klimaatclassificatie volgens Köppen:
C-klimaat (zeeklimaat/gematigdmaritiemklimaat): Klein temperatuurverschil in zomer en winter, koudste maand is -3 tot 18 °C
D-klimaat (landklimaat/continentaal klimaat): Groot temperatuurverschil in zomer en winter, winter temperatuur kouder dan 3°C en zomer hoger dan 10°C
E-klimaat (polair klimaat): Koud in polaire zone, temperatuur onder de 10°C
EF-klimaat: sneeuwklimaat bij polen
EH-klimaat (hooggebergteklimaat): polair klimaat door hoogte
ET-klimaat (toendra klimaat): grensgebied met gematigd klimaat
Landdegradatie:
Versnelde bodemerosie: Oorzaken zijn ontbossing en onoordeelkundige akkerbouw, gevolgen zijn verlies van vruchtbare landbouwgrond, oplossingen zijn duurzaam landgebruik
Verwoestijning: Oorzaken zijn droogte, overbeweiding, bodemuitputting, onzorgvuldige houtkap, gevolgen zijn milieurampen en onbewoonbare gebieden, oplossingen zijn duurzaam landgebruik
Verzilting: Komt door overvloedige irrigatie
Oorzaken van klimaatverandering: Uitstoot CO2 door verbranding van fossiele brandstoffen, ontbossing, bevolkingsgroei
Gevolgen van klimaatverandering: opwarming aarde, zeespiegelstijging, verschuiving klimaatzones, verandering en/of uitsterven planten- en diersoorten, economische schade, verdwijnen permafrost, verandering neerslag
Hazardmanagement:
Goede voorbereiding op mogelijke rampen door burgers, bedrijven en overheid
Onderdelen: risicoanalyse, (technische) maatregelen, voorbereiding bevolking
Factoren die hazardmanagement kunnen verbeteren: welvaart, scholing, kwaliteit van infrastructuur
Goede voorbereiding op mogelijke rampen omvat:
Risicoanalyse voor het voorspellen van mogelijke rampen
(Technische) maatregelen zoals stevig bouwen en het aanleggen van dijken en beplanten van hellingen
Voorbereiding van de bevolking via instructies, rampenplannen en rampenoefeningen
Factoren die de voorbereiding op rampen kunnen verbeteren:
Welvaart
Scholing
Kwaliteit van de infrastructuur
Verschillen in risicoperceptie
Platentektoniek in het Middellandse Zeegebied:
De Afrikaanse plaat beweegt noordwaarts en botst op de Euraziatische plaat
Dit veroorzaakt verbrokkeling van de platen in het Middellandse Zeegebied
Gevolgen zijn onder andere breuklijnen, subductie- en afschuivingszones in het hele gebied
Risico's van vulkanisme en aardbevingen zijn het grootst bij plaatgrenzen, vooral in landen zoals Italië, Griekenland, Turkije en Algerije
Reacties op risico's van vulkanisme en aardbevingen:
Aangepaste bouwvoorschriften
Beperking van de bevolking op riskante plaatsen
Beperking van vestiging van bedrijven op riskante plaatsen
Onderzoek en registratie van veranderingen in vulkanen
Opstellen van rampenplannen
Plaattektonische situatie in Zuid-Amerika:
Subductie: oceanische plaat duikt onder continentale plaat, zoals de Pacifische plaat onder de Zuid-Amerikaanse plaat aan de westkust, wat vulkanisme en aardbevingen langs de Andesbergketen veroorzaakt
Plooiing en Gebergteketens: intense druk en plooiing aan de westkant van Zuid-Amerika hebben geleid tot de vorming van de Andes, een van 's werelds langste bergketens
Plooiing en Gebergteketens in Zuid-Amerika:
Subductie van de Pacifische plaat leidt tot intense druk en plooiing aan de westkant, vorming van de Andes
Andes, een van 's werelds langste bergketens, loopt door meerdere landen in Zuid-Amerika
Voorlandbekkens aan de oostkant van de Andes:
Laaggelegen gebieden voorbij het gebergte, gevuld met sediment afgevoerd door rivieren
Passieve Plaatgrens aan de oostkant van Zuid-Amerika:
Zuid-Amerikaanse plaat beweegt weg van de Afrikaanse plaat zonder grote tektonische activiteit
Relatief weinig seismische activiteit in het oostelijke deel van het continent
Schilden en Bekkens in Zuid-Amerika:
Centrale deel bestaat uit oudere gesteenten, vormt het Guyanaschild
Rondom het schild zijn sedimentaire bekken waar sedimenten zich hebben opgehoopt, zoals het Amazonebekken
Mid-Oceanische Ruggen:
Belangrijke onderdelen van het wereldwijde plaattektonische systeem
Markeringsplaatsen waar nieuwe oceanische korst wordt gevormd door opstijgend magma uit de mantel
Hotspots in Zuid-Amerika:
Voorbeelden zijn de Galápagos-eilanden
Locaties waar magma rechtstreeks uit de mantel omhoog komt en vulkanen vormt, ver van plaatgrenzen
Klimaatfactoren in Zuid-Amerika:
Breedteligging: variaties in klimaatzones van noord naar zuid, equatoriale regio's hebben tropisch regenwoudklimaat, zuidelijke delen hebben gematigd klimaat
Hoogte: in de Andes zijn grote temperatuurverschillen afhankelijk van de hoogte, creëert hooggebergteklimaten
Factoren die het klimaat van Zuid-Amerika beïnvloeden:
Hoogte: in de Andes zijn er grote temperatuurverschillen afhankelijk van de hoogte, met koelere temperaturen op grotere hoogtes
Oceaanstromen: de Humboldtstroom langs de westkust zorgt voor droge en koele omstandigheden, terwijl de Braziliaanse stroom langs de oostkust vochtige en warme klimaten creëert
Regenvalpatronen: variëren sterk, met regenrijke gebieden zoals de Amazone en droge gebieden zoals de Atacama-woestijn
Geografische kenmerken: zoals het Andesgebergte en grote waterlichamen beïnvloeden lokale klimaatzones, neerslagpatronen en temperatuurverschillen
Klimaatvariabiliteit: gevoelig voor cyclische veranderingen zoals El Niño en La Niña, die invloed hebben op neerslagpatronen en temperaturen
Landschapszones in Zuid-Amerika en hun eigenschappen:
Selva (Amazone Regenwoud):
Kenmerken: grootste tropische regenwoud ter wereld, hoge biodiversiteit, warm en vochtig klimaat met veel neerslag
Problemen: ontbossing door houtkap, mijnbouw, landbouw en illegale nederzettingen leidt tot verlies van biodiversiteit en klimaatverandering
Caatinga:
Kenmerken: halfdroog gebied in het noordoosten van Brazilië met doornige struiken en cactussen, seizoensgebonden neerslag en hoge temperaturen
Problemen: woestijnvorming en overbegrazing leiden tot landdegradatie en watergebrek