Ak Aarde en Zuid Amerika

Cards (59)

  • Oorzaken van platentektoniek:
    • Convectiestromen: stroming van gesmolten gesteente onder de aarde, waardoor platen verschuiven
  • Bewijs voor platentektoniek:
    • Platen passen in elkaar
    • Overeenkomende flora en fauna
    • Overeenkomsten in gesteente
    • Paleomagnetisme laat een patroon zien van vroegere liggingen van platen
    • Satellieten meten beweging
  • Mid-oceanische rug:
    • Ontstaat bij stijgende convectiestromen
    • Gevolgen: breukvorming, vulkanisme, vorming van nieuw oceanische korst
  • Subductie zones:
    • Bij dalende convectiestromen
    • Gevolgen: vorming van trog/diepzeetrog, gebergtevorming, ontstaan magmahaard en vulkanisme, aardbevingen
  • Gevolgen van platentektoniek:
    • Gebergtevorming
    • Plooiingsgebergte
    • Breukgebergte
    • Aardbeving
    • Tsunami
    • Vulkanisme
    • Explosieve eruptie (pyroklastica, as en gas)
    • Effusieve eruptie
  • Soorten gesteenten:
    • Stollingsgesteente: afkoelen van magma (vb: graniet, basalt)
    • Sedimentgesteente: ontstaat door harder worden van sediment (vb: zandsteen, kalksteen, schalie)
    • Metamorfgesteente: ontstaat door omvorming van stollings- of sedimentgesteente door hoge hitte en/of druk (vb: marmer, leisteen)
  • Gebergtevorming:
    • Plooiingsgebergte: ontstaat als twee platen tegen elkaar aan botsen en gaan 'plooien'
    • Breukgebergte: vormt zich als de aardkorst rekt of onder druk komt te staan (horst, slenk)
  • Vulkanisme:
    • Stratovulkaan: hoog, steil, lagen van lava, steen of as, ontstaat bij convergentie en subductie zones, explosieve eruptie
    • Caldera: komvormig, ontstaat vaak in het midden van een strato vulkaan
    • Schildvulkaan: breed met flauwe helling, effusieve eruptie, ontstaat vooral bij divergentie en de mid-oceanische rug
  • Tsunami:
    • Ontstaat door een onderwater vulkaan
    • Ontstaat door wrijving en spanning die ontsnapt tussen twee platen onder water
  • Aardbevingen:
    • Ontstaan door verschuiving van platen
  • schild Vulkaan:
    • Breed met flauwe helling
    • Heeft een effusieve eruptie
    • Ontstaat vooral bij divergentie en de mid-oceanische rug
  • Week 36:
    • Kennis van vormen, oorzaken en gevolgen van verwering, erosie en sedimentatie
    • Landschapsvormen zoals delta’s, vlechtende rivieren, meanders, puinhellingen, U- en V-dalen, jonge en oude gebergten
  • Temperatuurfactoren: ligging op de aarde, nabijheid van de zee, albedo, zee stromen, windrichting, ligging van gebergte
  • Kennis van de wetten van Buys Ballot, hoge- en lagedrukgebieden en de atmosferische circulatie (windstroming) door de wet van Buys Ballot en het corioliseffect
  • Hoe ontstaat een hoog of laag drukgebied:
    • Hogedrukgebied ontstaat wanneer koudere en compacte lucht vanuit grote hoogte naar beneden stroomt
    • Lage drukgebied ontstaat waar warme lucht opstijgt en afkoelt, resulterend in regen
  • Stralingsbalans, oceanische circulatie en algemeen klimaatpatroon kunnen worden verklaard door de balans tussen inkomende en uitgaande energie op aarde, de omzetting van zonnestralen in warmte en de vorming van windstromen door de atmosferische circulatie
  • Warme lucht stijgt op, de wind stroomt van hoog naar laag, wat windstromen creëert samen met het corioliseffect dat een draaiing veroorzaakt
  • Stralingsbalans: balans tussen inkomende en uitgaande energie op aarde, waarbij zonnestralen warmte genereren die de atmosfeer absorbeert of terugkaatst
  • Oceanische circulatie: warme oppervlaktestromen en koude dieptestromen, waarbij zouter water dieper ligt en warmte circulatie ontstaat
  • Algemeen klimaatpatroon: tropen met lagedrukgebied en opstijgende warme lucht, subtropen met dalende droge lucht, gematigde zone met zeeklimaat en poolgebied met koud en droog weer
  • Klimaatclassificatie volgens Köppen:
    • C-klimaat (zeeklimaat/gematigd maritiem klimaat): Klein temperatuurverschil in zomer en winter, koudste maand is -3 tot 18 °C
    • D-klimaat (landklimaat/continentaal klimaat): Groot temperatuurverschil in zomer en winter, winter temperatuur kouder dan 3°C en zomer hoger dan 10°C
    • E-klimaat (polair klimaat): Koud in polaire zone, temperatuur onder de 10°C
    • EF-klimaat: sneeuwklimaat bij polen
    • EH-klimaat (hooggebergteklimaat): polair klimaat door hoogte
    • ET-klimaat (toendra klimaat): grensgebied met gematigd klimaat
  • Landdegradatie:
    • Versnelde bodemerosie: Oorzaken zijn ontbossing en onoordeelkundige akkerbouw, gevolgen zijn verlies van vruchtbare landbouwgrond, oplossingen zijn duurzaam landgebruik
    • Verwoestijning: Oorzaken zijn droogte, overbeweiding, bodemuitputting, onzorgvuldige houtkap, gevolgen zijn milieurampen en onbewoonbare gebieden, oplossingen zijn duurzaam landgebruik
    • Verzilting: Komt door overvloedige irrigatie
  • Oorzaken van klimaatverandering: Uitstoot CO2 door verbranding van fossiele brandstoffen, ontbossing, bevolkingsgroei
    • Gevolgen van klimaatverandering: opwarming aarde, zeespiegelstijging, verschuiving klimaatzones, verandering en/of uitsterven planten- en diersoorten, economische schade, verdwijnen permafrost, verandering neerslag
  • Hazardmanagement:
    • Goede voorbereiding op mogelijke rampen door burgers, bedrijven en overheid
    • Onderdelen: risicoanalyse, (technische) maatregelen, voorbereiding bevolking
    • Factoren die hazardmanagement kunnen verbeteren: welvaart, scholing, kwaliteit van infrastructuur
  • Goede voorbereiding op mogelijke rampen omvat:
    • Risicoanalyse voor het voorspellen van mogelijke rampen
    • (Technische) maatregelen zoals stevig bouwen en het aanleggen van dijken en beplanten van hellingen
    • Voorbereiding van de bevolking via instructies, rampenplannen en rampenoefeningen
  • Factoren die de voorbereiding op rampen kunnen verbeteren:
    • Welvaart
    • Scholing
    • Kwaliteit van de infrastructuur
    • Verschillen in risicoperceptie
  • Platentektoniek in het Middellandse Zeegebied:
    • De Afrikaanse plaat beweegt noordwaarts en botst op de Euraziatische plaat
    • Dit veroorzaakt verbrokkeling van de platen in het Middellandse Zeegebied
    • Gevolgen zijn onder andere breuklijnen, subductie- en afschuivingszones in het hele gebied
  • Risico's van vulkanisme en aardbevingen zijn het grootst bij plaatgrenzen, vooral in landen zoals Italië, Griekenland, Turkije en Algerije
  • Reacties op risico's van vulkanisme en aardbevingen:
    • Aangepaste bouwvoorschriften
    • Beperking van de bevolking op riskante plaatsen
    • Beperking van vestiging van bedrijven op riskante plaatsen
    • Onderzoek en registratie van veranderingen in vulkanen
    • Opstellen van rampenplannen
  • Plaattektonische situatie in Zuid-Amerika:
    • Subductie: oceanische plaat duikt onder continentale plaat, zoals de Pacifische plaat onder de Zuid-Amerikaanse plaat aan de westkust, wat vulkanisme en aardbevingen langs de Andesbergketen veroorzaakt
    • Plooiing en Gebergteketens: intense druk en plooiing aan de westkant van Zuid-Amerika hebben geleid tot de vorming van de Andes, een van 's werelds langste bergketens
  • Plooiing en Gebergteketens in Zuid-Amerika:
    • Subductie van de Pacifische plaat leidt tot intense druk en plooiing aan de westkant, vorming van de Andes
    • Andes, een van 's werelds langste bergketens, loopt door meerdere landen in Zuid-Amerika
  • Voorlandbekkens aan de oostkant van de Andes:
    • Laaggelegen gebieden voorbij het gebergte, gevuld met sediment afgevoerd door rivieren
  • Passieve Plaatgrens aan de oostkant van Zuid-Amerika:
    • Zuid-Amerikaanse plaat beweegt weg van de Afrikaanse plaat zonder grote tektonische activiteit
    • Relatief weinig seismische activiteit in het oostelijke deel van het continent
  • Schilden en Bekkens in Zuid-Amerika:
    • Centrale deel bestaat uit oudere gesteenten, vormt het Guyanaschild
    • Rondom het schild zijn sedimentaire bekken waar sedimenten zich hebben opgehoopt, zoals het Amazonebekken
  • Mid-Oceanische Ruggen:
    • Belangrijke onderdelen van het wereldwijde plaattektonische systeem
    • Markeringsplaatsen waar nieuwe oceanische korst wordt gevormd door opstijgend magma uit de mantel
  • Hotspots in Zuid-Amerika:
    • Voorbeelden zijn de Galápagos-eilanden
    • Locaties waar magma rechtstreeks uit de mantel omhoog komt en vulkanen vormt, ver van plaatgrenzen
  • Klimaatfactoren in Zuid-Amerika:
    • Breedteligging: variaties in klimaatzones van noord naar zuid, equatoriale regio's hebben tropisch regenwoudklimaat, zuidelijke delen hebben gematigd klimaat
    • Hoogte: in de Andes zijn grote temperatuurverschillen afhankelijk van de hoogte, creëert hooggebergteklimaten
  • Factoren die het klimaat van Zuid-Amerika beïnvloeden:
    • Hoogte: in de Andes zijn er grote temperatuurverschillen afhankelijk van de hoogte, met koelere temperaturen op grotere hoogtes
    • Oceaanstromen: de Humboldtstroom langs de westkust zorgt voor droge en koele omstandigheden, terwijl de Braziliaanse stroom langs de oostkust vochtige en warme klimaten creëert
    • Regenvalpatronen: variëren sterk, met regenrijke gebieden zoals de Amazone en droge gebieden zoals de Atacama-woestijn
    • Geografische kenmerken: zoals het Andesgebergte en grote waterlichamen beïnvloeden lokale klimaatzones, neerslagpatronen en temperatuurverschillen
    • Klimaatvariabiliteit: gevoelig voor cyclische veranderingen zoals El Niño en La Niña, die invloed hebben op neerslagpatronen en temperaturen
  • Landschapszones in Zuid-Amerika en hun eigenschappen:
    • Selva (Amazone Regenwoud):
    • Kenmerken: grootste tropische regenwoud ter wereld, hoge biodiversiteit, warm en vochtig klimaat met veel neerslag
    • Problemen: ontbossing door houtkap, mijnbouw, landbouw en illegale nederzettingen leidt tot verlies van biodiversiteit en klimaatverandering
  • Caatinga:
    • Kenmerken: halfdroog gebied in het noordoosten van Brazilië met doornige struiken en cactussen, seizoensgebonden neerslag en hoge temperaturen
    • Problemen: woestijnvorming en overbegrazing leiden tot landdegradatie en watergebrek