Ontwikkelingspsychologen die kijken hoe de biologische erfenis van onze ouders en de omgeving waarin we leven ons gedrag beïnvloedt
Ontwikkelingspsychologie (levenslooppsychologie)
De wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit bij mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren tot de volwassenheid
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie
Fysieke ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Persoonlijkheidsontwikkeling
Leeftijdsgroepen
Prenatale periode (van conceptie tot geboorte)
Babytijd (van geboorte tot twee jaar)
Peuter- en kleutertijd (van 2 tot 6 jaar)
Schooltijd (van 6 tot 12 jaar)
Adolescentie (van 12 tot 20 jaar)
Sociale constructie
Idee over realiteit dat breed geaccepteerd is, maar afhangt van de maatschappij en de cultuur op een bepaald moment
Cohort
Een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren
Normatieve gebeurtenissen
Gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep op dezelfde manier voltrekken, kunnen historisch, leeftijdsgebonden of sociaal-cultureel bepaald zijn
Cohorteffecten
Invloeden van cohorten op de ontwikkeling, zoals historisch bepaalde invloeden, omgevingsinvloeden en biologische invloeden
Leeftijdsgebonden invloeden
Omgevings- en biologische invloeden die gelijk zijn voor dezelfde leeftijdsgroep mensen, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien
Sociaal-culturele invloeden
Etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van een subcultuur
Niet-normatieve gebeurtenissen
Specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niet mee te maken krijgen
Alfred Binet, Franse psycholoog, had veel invloed op de ontwikkelingspsychologie
Stanley Hall was de eerste die het denken en gedrag van kinderen onderzocht met behulp van vragenlijsten en schreef het eerste boek waarin adolescentie als aparte ontwikkelingsperiode werd gezien
Wetenschappers hadden als gemeenschappelijk doel om de aard van groei, verandering en stabiliteit tijdens kindertijd en adolescentie op een wetenschappelijke manier te bestuderen
Belangrijke vraagstukken over ontwikkeling van kinderen
Aard van veranderingen tijdens ontwikkeling (continu of discontinu)
Belang van kritieke en gevoelige perioden
Het levensloopmodel versus gerichtere benaderingen
Nature-nurturedebat
Continue verandering
Ontwikkeling is geleidelijk en prestaties op een bepaald niveau vloeien voort uit prestaties op de vorige niveaus
Discontinue verandering
Vindt plaats in aparte stappen of stadia, waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia
Kritieke periode
Specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste en zelfs onomkeerbare gevolgen heeft
Plasticiteit
De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderlijk is
Gevoelige periode
Een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn voor het leren van specifieke vaardigheden
Het verschil tussen kritieke en gevoelige perioden is dat kritieke perioden permanente en onomkeerbare gevolgen hebben, terwijl gevoelige perioden later kunnen worden ingehaald
Ontwikkeling van kinderen (baby's) vloeit gedeeltelijk voort uit de ontwikkeling van volwassenen (ouder van 15 of ouder van 37)
Nature
Eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders erven
Maturatie
Proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie
Nurture
Omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen, zoals de manier waarop ouders hun kinderen opvoeden en de invloed van leeftijdsgenoten
Toekomst ontwikkelingspsychologie
Invloed smartphones en tablets
Epigenetica
Groeiende etnische, taalkundige en culturele diversiteit
Persoonlijke theorieën
Gebaseerd op ervaringen, volkswijsheden en media, vaak willekeurige observaties die niet geverifieerd zijn
Onderzoekstheorieën
Formeler en gebaseerd op systematische integratie van eerdere bevindingen en theoretische veronderstellingen
Psychodynamisch perspectief
Gedrag is gemotiveerd door focus op innerlijke krachten, herinneringen en conflicten, waarvan een persoon zich nauwelijks bewust is
Psycho-analytische theorie (Freud)
Onbewuste krachten zijn bepalend voor iemands persoonlijkheid en gedrag, zoals onbewuste kinderwensen, verlangens en behoeften
Aspecten van persoonlijkheid volgens Freud
Id
Ego
Superego
Fixatie
Gedrag dat in een eerder ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een onopgelost conflict
Psychosociale ontwikkeling
Veranderingen in onze interacties met anderen en in hoe we aankijken tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij
Psychosociale benadering (Erikson)
Ontwikkeling vindt plaats in 8 afzonderlijke stadia, waarbij in elk stadium een crisis of conflict moet worden opgelost om verder te kunnen ontwikkelen
Volgens Erikson is de adolescentie het startpunt van de ontwikkeling van de eigen identiteit
Het psychodynamisch perspectief heeft goede beschrijvingen van gedrag in het verleden opgeleverd, maar geen nauwkeurige voorspellingen van toekomstig gedrag
Behavioristische perspectief
Focus op waarneembaar gedrag en externe stimuli in de omgeving om de ontwikkeling van het individu te begrijpen
Volgens het behavioristische perspectief is de omgeving waarin een kind opgroeit bepalend voor zijn ontwikkeling
Vormen van stimulus-respons-leren
Klassieke conditionering
Operante conditionering
Freud
Dacht dat ontwikkeling compleet is tot na de adolescentie