ortho

Subdecks (1)

Cards (112)

  • Hoofdstuk 2. Toegepaste anatomie van het houdings- en bewegingssysteem
  • Anatomie
    • Descriptieve, topografische anatomie (de chirurgische anatomie)
    • Functionele anatomie (houdings- en bewegingssysteem)
  • Gewricht
    • Junctura: Verbindt 2 of meer botten met elkaar
    • Wordt gevormd door gewrichtsvlakken
    • Stabiliteit en beweging worden tot stand gebracht door benige architectuur, ligamenten en spieren
  • Indeling gewrichten
    • Obv structuur en functie
    • Structurele classificatie berust voornamelijk op het materiaal of het weefsel dat zich tussen de botten bevindt
  • Soorten gewrichten
    • Junctura fibrosa
    • Junctura cartilaginea
    • Junctura synovialis
  • Junctura fibrosa
    • Sutura of synostosis (naadverbinding): een dunne laag bindweefsel tussen botten, komt uitsluitend voor in de schedel
    • Syndesmosis: collageenbindweefsel in de vorm van ligamenten of elastische weefsel of membrana interossea
    • Gomphosis: collageenweefsel tussen tand en tandkas
  • Junctura cartilaginea
    • Synchondrosis: Hyalien kraakbeen
    • Symphysis: vezelig kraakbeen
  • Junctura synovialis
    • Gewrichtsholte met synovia (gewrichtsvloeistof)
    • Gewrichtsvlakken bekleed met hyalien kraakbeen
    • Gewrichtskapsel met ligamenten
  • Junctura synovialis
    • Gewrichtsholte: een virtuele ruimte tussen spiegelgladde botoppervlakken, de hoeveelheid synovia is miniem
    • Functie synovia: vermindering van de wrijving tussen de gewrichtsvlakken, voeding van het gewrichtskraakbeen en schokdemping
    • Gewrichtskapsel: binnenste membrana synovialis produceert en reabsorbeert synovia, buitenste membrana fibrosa is een laag collageen bindweefsel die zich verstevigt tot ligamenten op plaatsen waar grote trekkrachten inwerken
    • De meest voorkomende synoviale gewrichten zijn de diartrosen
  • Factoren die de stabiliteit van een gewricht bepalen
    • Benige architectuur van gewrichtskop en -kom
    • Ligamenten: een ligament is een versteviging van het gewrichtskapsel, bij fysiologische belasting is de trekkracht vaak niet groot genoeg om stabiliteit te garanderen, spierkracht is nodig om de ligamenten te beschermen
    • Spieren: in rust is de spiertonus van belang voor het handhaven van de integriteit van gewrichten, belangrijk bij 'actieve stabiliteit': artrokinetische of artrokinematische reflex, propriocepsis
  • Beweging in gewrichten
    • Translatie: twee (bijna) vlakke botstukken 'glijden' langs elkaar
    • Rotatie (angulaire verplaatsing): hoek tussen 2 betrokken botstukken wordt groter of kleiner
    • De 3 assen bij schoudergewricht: sagittale as (abductie en adductie), transversale as (anteflexie en retroflexie), longitudinale as (endorotatie en exorotatie)
  • Indeling synoviale gewrichten
    • Non-axiale gewrichten: vlakke gewrichten beperkt tot translatie
    • Uniaxiale gewrichten: rotatie rond één as, translatie gewoonlijk sterk beperkt door ligamenten
    • Biaxiale gewrichten: rotatie rond 2 assen
    • Multiaxiale gewrichten: kogelgewricht met bol-/kogelvormige kop
  • Bot
    Levend en dynamisch weefsel, ondersteuning, opslag van mineralen, beweging door middel van spieren, bescherming van kwetsbare organen, aanmaak van bloedcellen
  • Indeling skelet
    • Axiaal skelet: wervelkolom, ribben en schedel
    • Appendiculair skelet: extremiteiten en gordels
  • Soorten botten
    • Lange pijpbeenderen, korte pijpbeenderen, onregelmatige beenderen, platte beenderen
  • Pijpbeen
    • Schacht of diafyse: mergholte omgeven door compacta
    • Metafyse: brede deel van de diafyse dat overgaat in de epifyse
    • Proximale epifyse
    • Distale epifyse
  • Periost
    Buitenste laag: bindweefsel, binnenste laag: osteoblasten en osteoclasten, verbonden met botweefsel via vezels van Sharpey, rijk aan innervatie
  • Arterien
    Aa. nutriciae komen via foramina nutriciae binnen (middendeel van diafyse)
  • Opbouw bot
    • Periost
    • Compact bot: osteonen, kanalen van Havers en Volkman, canaliculi, lamellen
    • Spongieus of trabeculair bot: trabeculae, grote tussenruimten
  • Wet van Wolff: doorsnede en richting van de botbalkjes zijn bepaald door respectievelijk grootte en richting van de op het spongieuze bot inwerkende (compressie)krachten
  • Bij het slagen van de meeste orthopedische operaties is doorbloeding heel belangrijk
  • Bij standsverandering van bot moet periost zoveel als mogelijk intact gehouden worden
  • Bij inbrengen van metalen platen moet circulatie in acht genomen worden
  • De grote warmteontwikkeling tijdens het boren kan leiden tot ernstige beschadiging van de interne circulatie van het bot en tot botnecrose, daarom moet bij boren ook altijd goed gekoeld worden
  • Groei, remodellering en herstel van bot
    1. Lengtegroei: epifysaire schijven, chondrocyten, osteoblasten
    2. Appositionele groei: botkraag en periost
    3. Modelleren: selectieve groei en afbraak, hormonale feedback, belasting
    4. Herstel botbreuken: hematoomvorming, ontstaan zachte callus, revascularisatie
  • Groei, remodellering en herstel van bot
    1. Modelleren van bot berust op selectieve groei en afbraak
    2. Remodellering van bot wordt gereguleerd door hormonale feedback en belasting
  • Hormonale feedback
    Het parathyreoïdaal hormoon (PTH) uit de bijschildklieren en het calcitonine uit de schildklier bepalen door negatieve feedbacklussen in onderlinge interactie de calciumconcentratie van het bloed
  • Belasting
    Bot wordt gevormd onder invloed van druk en rek
  • Herstel van botbreuken
    1. Hematoomvorming
    2. Ontstaan van zachte callus
    3. Ontstaan van harde callus
    4. Remodellering van het bot
  • Soorten spierweefsel in het menselijk lichaam
    • Glad spierweefsel
    • Hartspierweefsel
    • Skeletspierweefsel
  • Glad spierweefsel
    Bevindt zich in de wanden van holle organen, 'onwillekeurig' spierweefsel genoemd, omdat bewuste controle over dit soort spierweefsel niet mogelijk is, Langzame en langdurige contracties
  • Hartspierweefsel
    Bevindt zich uitsluitend in het hart, Werkingsmechanisme is een mix van zowel glad spierweefsel (onwillekeurig, contractie over een langere tijd) en skeletspierweefsel (explosieve, krachtige contracties)
  • Skeletspierweefsel
    Ook wel dwarsgestreept spierweefsel genoemd, De spiervezels/spiercellen zijn buisvormige multinucleaire cellen, Ze bestaan uit staafvormige organellen; de myofibrillen, Myofibrillen vormen de contractiele elementen van de spiercel en vullen het grootste deel op van het volume van de spiervezel, Onder de microscoop vertonen ze een streping, dwars op de lengterichting van de vezel → vandaar de naam 'dwarsgestreept' spierweefsel
  • Samenstelling van een skeletspier
    Elke spiervezel wordt omgeven door bindweefsel: het endomysium, Een aantal vezels vormt een fasciculus ,omgeven door perimysium, De fasciculi samen vormen de spier, die omgeven wordt door het epimysium of de fascia
  • Aanhechting van spieren
    Epimysium gaat over in het periost van het bot → directe aanhechting, Epimysium vormt a/d uiteinden van de spier een koordvormige of plaatvormige (aponeurose) pees → indirecte aanhechting, Bij de aanhechting van een spier wordt onderscheid gemaakt tussen origo en insertie. De origo ligt dichter bij de mediaan van het lichaam dan de insertie
  • Classificatie o.b.v vorm
    • Parallelvezelige spieren
    • Pennate of gevederde spieren
    • Waaiervormige spieren
    • Kringspieren (sfincters)
  • Classificatie o.b.v overspannen gewrichten
    • Monoarticulair (één gewricht)
    • Biarticulair (twee gewrichten)
    • Polyarticulair (meerdere gewrichten)
  • Stabiliserende en bewegingsfuncties van een spier
    • Agonist: de spier die een bepaalde beweging genereert
    • Antagonist: de spier die de tegengestelde beweging maakt of zou kunnen maken
    • Synergisten: spieren die bij een krachtige beweging (bijvoorbeeld tegen een weerstand) de agonist helpen
  • Situaties tijdens het uitoefenen van hun functie
    • Tegenkracht〈 spierkracht: beweging in de richting van de spierkracht, origo en insertie bewegen naar elkaar toe en men spreekt van een concentrische contractie
    • Tegenkracht = spierkracht: stabilisatie van het gewricht; statische/isometrische contractie
    • Tegenkracht 〉 spierkracht: beweging tegengesteld aan de richting van de spierkracht, origo en insertie bewegen (ondanks aanspanning van de spier) uit elkaar; excentrische contractie
  • Spiergroepen van de bovenste extremiteit: de schoudergordel
    • Spieren van romp naar schoudergordel
    • Spieren van schoudergordel naar arm
    • Spieren van romp naar arm