De toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats
Klimaat
Het gemiddelde weer van een gebied over een periode van dertig jaar
Klimaatgrafiek - temperatuur - neerslag
Weerbericht
Verwachting van het weer over een dag of enkele dagen
Vier weerelementen
Temperatuur
Neerslag
Bewolking
Wind
Temperatuur
Warmtetoestand van de lucht, meetbaar met een thermometer (schaal van Celsius)
Neerslag
Hoeveelheid vocht die uit de lucht op de aarde neerslaat, in millimeters per dag
Bewolking
Vocht dat in de lucht hangt, bewolkingsgraad: veel of weinig bewolking
Wind
Verplaatsing van lucht aan het aardoppervlak, stroomt van plaatsen met veel lucht naar plaatsen met weinig lucht
Breedtegraad
Van 0 – 90 graden, dichtbij 0 is lage breedte dichtbij de evenaar, dichtbij 90 is hoge breedte dichtbij noordpool/zuidpool
Temperatuurfactoren (Wat bepaalt de temperatuur op een plek op aarde?)
Hoek van inval van een zonnestraal
Afstand die een zonnestraal door de dampkring aflegt
Invloed van de zee
Zeestromen
Wind
Hoogteligging
Op hogere breedte moet een zonnestraal een groter stuk verwarmen
Op hogere breedte heeft een zonnestraal een grotere afstand door de dampkring
Invloed van de zee
De zee heeft een matigende invloed op de temperatuur
De gesteldheid van het aardoppervlak beïnvloedt de temperatuur - land warmt sneller op en koelt weer sneller af dan water
In Nederland is er meestal wind uit het westen - zeewind of aanlandige wind - in de zomer is de lucht relatief koel, in de winter relatief warm - soms is er landwind of aflandige wind - in de zomer is de lucht extra warm, in de winter extra koud
Op hoge breedte moet een zonnestraal een groter stuk verwarmen
Hoe dichter bij de evenaar, hoe warmer - Zuid-Nederland is gemiddeld warmer dan Noord-Nederland
Hoe groter de zoninvalshoek, hoe warmer een gebied wordt
Hoe korter de afstand die de zonnestralen tot de aarde afleggen, hoe warmer een gebied wordt
Vier seizoenen
Lente
Zomer
Herfst
Winter
Aarde draait in 24 uur om haar as - dag en nacht
Aarde draait in een jaar om de zon
Aardas staat schuin ten opzichte van de zon - noordelijk en zuidelijk halfrond ontvangen niet evenveel zonlicht - naar de zon toegekeerd: zomer - van de zon afgekeerd: winter
Temperatuurfactoren (factoren die bepalen hoe warm/koud het is)
Breedteligging
Zonsinvalshoek
Seizoenen
Hoogteligging t.o.v. zeeniveau
Afstand tot de zee/oceaan en gesteldheid van het oppervlak (land/water)
Aanvoer van warmte en kou van elders door wind/water
Hoe verder van de evenaar, hoe kouder
Hoe verder van de evenaar, hoe schuiner de invalshoek van de zon, hoe meer oppervlakte de zon moet verwarmen, hoe minder warmte ze afgeven
Hoe hoger, hoe kouder (-0,6º C per 100 meter)
Gebergten kunnen klimaatscheiding vormen, omdat zij vervoer van warme/koude lucht hinderen
Water warmt langzamer op en koelt langzamer af dan land
Aanlandige wind heeft een matigende invloed op de temperatuur, aflandige wind niet
Aanlandige wind bevat meer waterdamp en zorgt dus voor meer neerslag, aflandige wind niet
Zeestromen en wind vervoeren warmte vanaf de evenaar en kou vanaf de polen
Weerelementen
Temperatuur
Neerslag
Luchtdruk
Wind
Bewolking
Luchtdruk
Gewicht van de atmosfeer op een bepaalde plaats, meetbaar (hPa) met een barometer
Meer dan 1.015 hPa: hoge druk, minder dan 1.015 hPa: lage druk
Lagedrukgebied of minimum of depressie (L)
Lucht stijgt op, = wolken + kans op neerslag
Hogedrukgebied of maximum (H)
Lucht daalt, = wolkeloze lucht (zonnig)
Nederland ligt meestal in de buurt van een lagedrukgebied
Isobaren
Lijnen op een kaart met dezelfde luchtdruk - dicht bij elkaar: grote verschillen op korte afstand, het waait hard - ver uit elkaar: kleine verschillen, weinig wind