Bestaat uit drie onderdelen: diagnostische theorieën of referentiekaders, beschrijving van theorieën in modellen uit testtheorie en statistiek, en tests
Theorie over gedragingen (latente trek zoals emotionele stabiliteit of rekenvaardigheid), kans beschreven dat persoon ja zegt op vraag of taak goed oplost
Heeft vaak gesprekken met zijn cliënt waarin hij probeert te leren over de specifieke persoonlijkheid en de sociale context
Komt tot een diagnose en voorspelling door zijn eigenervaringen in de klinische praktijk en met behulp van theorieën over gedragingen, cognities en emoties
Middelen waardoor de diagnosticus fouten kan vermijden
Training om rekening te houden met base rate, omgaan met availability bias en voorkomen van foreclose
Volgen van voorschriften zoals de diagnostische cyclus en gebruik van empirisch opgestelde regels om informatie goed tegen elkaar af te wegen en te integreren