psychologie

Subdecks (1)

Cards (904)

  • Psychologie
    Een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt bestudeerd als de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de omstandigheden waarin dat plaatsvindt
  • Psychologie heeft geen eenduidige definitie over het studieobject
  • Aspecten van psychologie
    • Extern
    • Intern
    • Tussen de psychologie en andere menswetenschappen
    • Verschillende theoretische stromingen binnen de psychologie + de daarmee samenhangende methode waarmee kennis wordt verworven
    • Veel raakvlakken met andere mens- of sociale wetenschappen
    • Veel meningsverschillen tussen psychologen
  • Gevolg: rivaliserende beschrijvingen en verklaringen over eenzelfde onderwerp
  • Verschillende wetenschappelijke vragen over ADHD
    • Wat ervaart het kind met ADHD?
    • Welke beperkingen levert ADHD op en hoe gaat het kind daarmee om?
    • Welk tekort of teveel aan neurotransmitters veroorzaakt ADHD?
    • Welke medicijnen werken er?
    • Is er sprake van een toename van ADHD vergeleken met 50 jaar geleden?
    • Is die toename te verklaren vanuit maatschappelijke veranderingen?
  • Theorieën
    Referentiekaders die interpretaties bieden waarmee verschijnselen bekeken en verhelderd worden
  • Functies van theorieën
    • Systematiseren of ordenen
    • Verklaren en voorspellen van gedrag
    • Heuristische functie
  • Systematiseren of ordenen
    • Duidelijk en controleerbaar: helder geformuleerde verbanden
    • Herhaalbaar of repliceerbaar: wat in het ene onderzoek wordt aangetroffen, moet in een ander onderzoek opnieuw aangetroffen worden
    • Wetenschappers zijn 'theoriegeladen' → hun waarnemingen zijn niet altijd even objectief → hun referentiekader bepaalt wat ze zien, waar ze de nadruk op leggen en wat ze verwaarlozen
  • Elke stroming heeft een geschiedenis & elke stroming heeft een mensbeeld
  • Geschiedenis van stromingen
    • Altijd een historische ontwikkeling
    • Altijd invloed van cultuur en tijdstip van ontstaan (cultuurhistorisch bepaald)
    • Stromingen reageerden op elkaar
    • Vaak sprake van wisselende modes, slingerbeweging
    • Stromingen maken gebruik van elkaars inzichten
    • Evidence based = nadruk op de effectiviteit van een methode / behandeling
  • Mensbeeld
    • Wordt beïnvloed door historische, religieuze en culturele invloeden
    • Geeft consequenties voor opvattingen over gezondheid en ziekte
    • Beschrijving van kenmerkende eigenschappen / essentiële kenmerken
    • Een verwijzing naar hoe mensen behoren te zijn / hoe ze zich moeten gedragen
  • Niveaus van menselijk gedrag
    • Mechanisch mensbeeld
    • Organistisch mensbeeld
    • Personalistisch mensbeeld
  • Mechanisch mensbeeld
    • Mens als machine, bestaande uit afzonderlijke delen
    • Een mens is een ingewikkeld dier
    • Iedere mens en ieder menselijk deeltje is afzonderlijk te bestuderen
    • De invloed van de omgeving is niet essentieel
    • Lineair causaal verklaringsmodel
    • Het geheel is gelijk aan de som der delen
    • Statisch
  • Organistisch mensbeeld
    • Mensen zijn als organismen, ze groeien en bloeien
    • Vergelijkingen met dieren kunnen zinvol zijn
    • Een organisme kun je niet los bestuderen van zijn omgeving
    • Circulair verklaringsmodel
    • Het geheel is meer dan de som der delen
    • Dynamisch
  • Personalistisch mensbeeld
    • Principieel onderscheid tussen mensen en andere organismen: een mens is een cultuur – wezen, een talig – wezen, een spreek – wezen
    • Menselijk handelen is doelgericht (of kan doelgericht zijn), mensen geven zin aan hun leven
    • Gedrag heeft een betekenis, die verschuift naargelang de context → de context genereert de betekenis
    • Een mens is 1 geheel
    • Kennis uit dierexperimenten zegt niets over menselijk gedrag
  • Algemene Systeemtheorie (AST)

    • Een overkoepelend kader voor alle verschillende wetenschappen en theorieën
    • Een metatheorie: een theorie over theorieën
  • Uitgangspunten van AST
    • Werkelijkheid is op te delen in verschillende hiërarchische niveaus: van simpel naar complex
    • Elk niveau functioneert als een open systeem: elk niveau is een systeem dat in contact staat met zijn omgeving
    • Toenemende complexiteit bij stijgende hiërarchie
    • Geen enkel niveau is te herleiden tot een ander niveau, maar wordt er wel door beïnvloed: het geheel is telkens meer dan de som van de delen
    • Een mens is het hoogste niveau van de biologische hiërarchie en het laagste van de sociale hiërarchie: de mens is zowel een biologisch als een sociaal wezen
  • Dynamisch denken
    • Een kenmerk van een persoon wordt niet gezien als het eindproduct van iets, maar als een kenmerk dat kan veranderen
    • Verandering in gedrag treedt op doordat een persoon openstaat voor de omgeving waarin hij functioneert
    • Meer focus op de relatie tussen iets of iemand en het andere
    • Meer focus op de relatie tussen systeem en omgeving
  • Biopsychosociaal model
    • De AST wordt vereenvoudigd weergegeven in het biopsychosociale 'model'
    • Bij verklaren van gedrag → op zoek naar sociale, psychische en biologische invloeden op het gedrag
    • Geen enkel hiërarchisch niveau is geheel te herleiden tot een ander (hoger of lager) hiërarchisch niveau
  • Kritieken op het biopsychosociale model
  • op zekere hoogte

    beschreven worden in termen van het eronder liggende niveau maar nooit helemaal
  • Emergente eigenschap
    Een nieuwe eigenschap die optreedt wanneer men van niveau verandert / die op elk hoger niveau verschijnt → emergente eigenschap kan niet verklaart worden uit de samenstellende componenten
  • Emergente eigenschap
    • Hout is stevig, riet is buigzaam en spijkers zijn hard → van deze componenten kan een stoel gemaakt worden waarop men lekker kan zitten → 'lekker zitten' kan niet verklaard worden door de samenstellende componenten → 'lekker zitten' is een emergente eigenschap
  • Kritieken
    • Risico op holistisch denken: te veel de denkprocessen van een patiënt doorwegen op de biomedische aspecten
    • Er worden geen verklaringen gegeven, die verklaring hebben we wel nodig
    • Ontbreken van wetenschappelijke onderbouwing → kan niet omschreven worden als 'model'
  • Dagrest
    De beleving of gedachte die de dromer de dag vóór de droom heeft gehad
  • Dagrest heeft vaak te maken met de wens of het conflict van de droom te maken
  • Relatie tussen patiënt - therapeut
    • Patiënten projecteren hun gevoelens op de relatie met de therapeut
    • Therapeut kan de overdracht van de patiënt analyseren
  • Het structurele driftmodel (Freud)
    1. Belang van vroegkinderlijke ervaringen voor de emotionele ontwikkeling
    2. Oorzaak van neuroses = de verdringing van seksuele trauma's (= 'verleidingstheorie')
    3. Focus op de fantasieën en wensen van het kind → aangestuurd door biologische driften en het onvermogen om met deze driften om te gaan → ontwikkeling van psychopathologie
    4. Onderscheid tussen onbewuste, het voorbewuste en het bewuste
    5. Verdrongen wensen en driften manifesteren zich in dromen en versprekingen
    6. Psychoseksuele ontwikkelingstheorie: orale fase, anale fase, fallische fase, latentie fase, genitale fase
    7. Ontwikkeling van het 'structurele model': Es, Über-Ich, Ich
  • Weerstand
    Voor de psychoanalyse is het symptoom (het psychisch lijden) te begrijpen vanuit de eigen geschiedenis van de cliënt, het 'weten' over het lijden ligt bij de cliënt (niet bij de therapeut) en is gerelateerd aan onbewuste conflicten → wil niet zomaar bewust worden → passeert eerst over de weerstand (én over de overdracht)
  • Vrije associatie
    Waarom iemand iets niet/moeilijk gezegd kan krijgen is belangrijk
  • Intellectuele weerstand
    Theoretische discussies en weetgierigheid als weerstand
  • Overdracht
    Plaats van de weerstand, en ook plaats waar de behandeling kan plaatsvinden
  • Symptomen
    Betreffen het seksuele voor Freud: in elk symptoom en in elk psychisch lijden, wordt de gehele persoon gemobiliseerd, de kern van wie je bent en hoe je je verhoudt t.o.v. anderen is centraal verbonden aan je seksuele identiteit
  • Freuds tekst is relevant voor het sociaal werk: weerstand en vrije associatie, intellectuele weerstand, overdracht als plaats van weerstand en als plaats van waar de behandeling plaatsvindt
  • Psychoanalyse
    • Elke mens worstelt met vragen die draaien rond "Ik weet niet wie ik ben en ik weet niet wie de andere is", bestuderen van diep menselijke reacties op diep menselijke problemen
  • Neurotisch functioneren

    Conflict centraal, interne strijd
  • Psychotisch functioneren
    Confrontatie aangaan met bepaalde moeilijkheden waar ik moeilijk een houvast in krijg, wanneer ik aan een moeilijkheid denk, raak ik zelf in chaos
  • Doel psychoanalytische psychotherapie
    Proberen om mensen terug grip te helpen krijgen op hun leven, aan de hand van concrete levenssituaties, samen met mensen op zoek gaan naar manieren van handelen die coherent zijn met hoe iemand zich voelt
  • Psychoanalyse vertrekt vanuit verhoudingen en relaties: we hebben een verhouding met de ander, maar we hebben ook een verhouding met onszelf, therapie is meestal 1 op 1 maar er wordt altijd een verhoudingssituatie gecreëerd waarin verhoudingen met zichzelf en verhoudingen met anderen worden belicht, eigen beleving van cliënt staat centraal
  • Psychoanalytische psychotherapie

    Proberen om mensen terug grip te helpen krijgen op hun leven