Sociale stratificatie

Cards (40)

  • Sociale stratificatie
    De hiërarchische opdeling van mensen in de verschillende sociale lagen die onderling verschillen in sociale status en andere indicatoren (bv. loon, opleiding, levensverwachting…). Er is dus sprake van ongelijkheid tussen de verschillende lagen
  • Westerse samenleving is op papier egalitair, maar er zijn toch veel ongelijke kansen
  • Bourdieu
    • Elke klasse heeft eigen 'smaak' / cultuur (kunst, voorkeur, alledaagse voorwerpen…)
    • Economisch kapitaal en cultureel kapitaal
  • Economisch kapitaal
    Inkomen en vermogen
  • Cultureel kapitaal
    Scholing en skills (verschillende klasse = verschillend cultureel kap)
  • Verschillende smaak is vaak niet bewust aangeleerd, maar gewoonte
  • Het zijn de heersende waarden en normen die typerend zijn voor een bepaalde klasse
  • Habitus
    Diepgewortelde gewoonten die mensen verwerven door hun sociale omgeving en ervaringen. Habitus vormt hoe mensen denken, voelen en handelen, en beïnvloedt hun perceptie van de wereld en hun plaats daarin
  • Consumptie
    Handelingsschema's
  • Smaak
    Waarderingsschema's
  • Zo dragen we een levensstijl en onderscheiden we ons van de rest = 'la distinction'
  • Fracties
    Verschillende groepen binnen een sociaal veld die gemeenschappelijke belangen delen
  • Highbrow
    • koormuziek
    • klassieke muziek
    • opera
    • reggae
  • Lowbrow
    • country
    • disco
    • heavy metal
    • rap
  • Voorkeur voor muziek hangt samen met SES positie
  • Functionele differentiatie
    Verschillende functies of taken binnen een systeem raken in de loop van de tijd onderscheiden
  • Iedereen heeft gespecialiseerde functies die toegekend zijn aan sociale posities
  • Sociale rol/positie kan gewaardeerd worden
    Sociale positie staat in nevenschikkende relatie tot elkaar
  • Sociale rol/positie niet gewaardeerd
    Rangschikking van hoog-laag of boven-onder
  • Ongelijkheid is niet altijd onrechtvaardig
  • Ongelijke bijdrage = ongelijkheid is dan maatschappelijk aanvaardbaar
  • Davis en Moore
    Cruciale posities in samenleving moeten bekleed worden, dus verschillende posities moeten verschillende beloningen kennen
  • Stereotypering
    Mensen nemen groepen waar in vereenvoudigde vorm, meestal de out-group (waartoe je niet behoort)
  • Stereotypering is menselijk om een complexe wereld te kunnen bevatten
  • Over-stereotypering is gevaarlijk, gaat in de hand met vooroordelen en discriminatie
  • Oplossing is investeren in sociale netwerkvorming (mensen corrigerende ervaringen laten opdoen zodat de out-group minder homogeen lijkt → overeenkomsten ontdekken ipv focus op verschillen)
  • Klasse
    • Hogere klasse (grote vermogens)
    • Middenklasse (dienstensector)
    • Lagere klasse (laagopgeleiden, werklozen)
  • EPG klassenindeling (Erikson)

    Bevat 4 dimensies van beroepen: sector (handarbeid, hoofdarbeid, agrarische arbeid), zelfstandigheid vs loonafhankelijkheid, vereiste vaardigheid, leiding geven
  • In de jager-verzamelaar samenleving was er een egalitair karakter op basis van leeftijd en geslacht, met weinig sociale differentiatie
  • In de landbouwsamenleving ontstond meer sociale stratificatie op basis van toegang tot grond, met 3 stelsels: slavernij, kasten, standen
  • Slavernij
    Oorspronkelijk extra werkkracht voor de landbouwsamenleving, later juridisch eigendom van de meester, erfelijk
  • Kasten
    Ligt vast bij de geboorte, niet veranderbaar, sociale mobiliteit niet mogelijk, bepaald door reïncarnatie
  • Standen
    Landbezit is belangrijk, feodaal Europa, geestelijken, adel, derde stand, sociale mobiliteit beperkt
  • In de industriële samenleving ontstond een flexibelere klassenmaatschappij in plaats van een standenmaatschappij
  • Marx
    3 klassen: arbeiders/proletariaat, kapitalisten/Bourgeoisie, Grondbezitters, onderscheid op basis van beschikken van productiemiddelen
  • Dahrendorf
    Onderscheid op basis van autoriteit: managers, intermediaire groep en werkende klassen
  • Marx
    Jager-verzamelaar samenleving = primitief communisme, bij opkomst landbouw ontstonden klassen door arbeidsverdeling en eigendomsrecht
  • Weber
    4 klassen in een kapitalistische maatschappij: kapitaalbezittende hoge burgerij, managers, kleine burgerij, arbeiders in loondienst
  • Davis & Moore
    Sociale stratificatie is mondiaal fenomeen omdat het werkt, verschillende belangrijke sociale posities moeten ingenomen worden en worden beloond
  • Kritiek op Davis & Moore: sociale stratificatie is vaak aanleiding voor staking en revolutie, individueel talent wordt overdreven, ze kijken enkel naar de gevolgen