Golven

Cards (20)

  • Interferentie is het verschijnsel dat optreedt in een gebied waar meerdere golven (afkomstig van coherente trillingsbronnen) samenkomen waardoor elk deeltje een samengestelde trilling uitvoert.
  • Interferentie treedt op als de trillingsbronnen coherent zijn.
    Twee bronnen zijn coherent
    •als ze trillen met dezelfde frequentie én•als er tussen hun trillingen een constant faseverschil is.
  • Twee golftoppen versterken elkaar:
    constructieve interferentie
    => buiklijnen
  • Een golftop en een golfdal verzwakken elkaar: destructieve interferentie
    => knooplijnen
  • Als het weglengteverschil een geheel aantal keer de golflengte is, dan treedt er constructieve interferentie op.
  • Als het weglengteverschil een oneven aantal halve golflengtes is, dan treedt er destructieve interferentie op.
  • Hoe meer puntbronnen,
    hoe meer het golffront een rechte lijn wordt.
  • Beginsel van Huygens (1678)
    Een golffront kan beschouwd worden als een reeks puntvormige bronnen die in fase trillen.
  • loodrecht op het rechtlijnig golffront tekenen we de teruggekaatste golfstralen
    de omhullende van de teruggekaatste golffronten
    = rechtlijnig golffront
  • Breking van lichtstraal bij overgang
     tussen twee verschillende middenstoffen
  • Er is breking naar de normaal toe bij optisch ijl naar optisch dicht
  • De deeltjes trillen met een amplitude die van punt tot punt verschilt.
    We noemen dit staande golven.
  • Staande golven treden maar op bij bepaalde voorwaarden, aan elk open uiteinde MOET een buik komen en aan elk vast uiteinde een knoop.
    = vuistregel voor oplossen vraagstukken 
  • Voortplantingssnelheid golven op een snaar  met F grootte kracht waarmee snaar gespannen is
      ρl de lineaire massadichtheid (verhouding massa per   lengte-eenheid)
  • frequentie bij blaasinstrumenten
    Waardoor wordt de frequentie bepaald?
      fluit – alle gaatjes dicht
      fluit – twee gaatjes dicht
      verschil?
      lange fluit = lage toon = kleine frequentie
      korte fluit = hoge toon = hoge frequentie
     
    => frequentie is omgekeerd evenredig met de lengte
  • klankkleur/timbre bij blaasinstrumenten
     => wordt bepaald door vorm en materialen
  • f bij blaasinstrumenten
    Omgekeerd evenredig met de lengte
    De vorm en materialen bepalen de boventonen en dus timbre/klankkleur
  • boventonen of harmonieken
      hebben een frequentie die een geheel veelvoud is van de grondfrequentie
      bepalen de klankkleur
  • grondtoon
      heeft grootste periode of     kleinste frequentie
      bepaalt de toonhoogte
  • De invloed van lawaai op het gehoor is afhankelijk van
    •de frequentie (hogere tonen zijn in het algemeen schadelijker dan lage)•de duur van de blootstelling•de intensiteit van het lawaai.