Interferentie is het verschijnsel dat optreedt in een gebied waar meerdere golven (afkomstig van coherente trillingsbronnen) samenkomen waardoor elk deeltje een samengestelde trilling uitvoert.
Interferentie treedt op als de trillingsbronnen coherent zijn.
Twee bronnen zijn coherent
•als ze trillen met dezelfde frequentie én•als er tussen hun trillingen een constant faseverschil is.
Twee golftoppen versterken elkaar:
constructieve interferentie
=> buiklijnen
Een golftop en een golfdal verzwakken elkaar: destructieve interferentie
=> knooplijnen
Als het weglengteverschil een geheel aantal keer de golflengte is, dan treedt er constructieve interferentie op.
Als het weglengteverschil een oneven aantal halve golflengtes is, dan treedt er destructieve interferentie op.
Hoe meer puntbronnen,
hoe meer het golffront een rechte lijn wordt.
Beginsel van Huygens (1678)
Een golffront kan beschouwd worden als een reeks puntvormige bronnen die in fase trillen.
loodrecht op het rechtlijnig golffront tekenen we de teruggekaatste golfstralen
de omhullende van de teruggekaatste golffronten
= rechtlijnig golffront
Breking van lichtstraal bij overgang
tussen twee verschillendemiddenstoffen
Er is breking naar de normaal toe bij optisch ijl naar optisch dicht
De deeltjes trillen met een amplitude die van punt tot punt verschilt.
We noemen dit staande golven.
Staande golven treden maar op bij bepaalde voorwaarden, aan elk open uiteinde MOET een buik komen en aan elk vast uiteinde een knoop.
= vuistregel voor oplossen vraagstukken
Voortplantingssnelheid golven op een snaar met F grootte kracht waarmee snaar gespannen is
ρl de lineaire massadichtheid (verhouding massa per lengte-eenheid)
frequentie bij blaasinstrumenten
Waardoor wordt de frequentie bepaald?
fluit – alle gaatjes dicht
fluit – twee gaatjes dicht
verschil?
lange fluit = lage toon = kleine frequentie
korte fluit = hoge toon = hoge frequentie
=> frequentie is omgekeerd evenredig met de lengte
klankkleur/timbre bij blaasinstrumenten
=> wordt bepaald door vorm en materialen
f bij blaasinstrumenten
Omgekeerd evenredig met de lengte
De vorm en materialen bepalen de boventonen en dus timbre/klankkleur
boventonen of harmonieken
hebben een frequentie die een geheel veelvoud is van de grondfrequentie
bepalen de klankkleur
grondtoon
heeft grootste periode of kleinste frequentie
bepaalt de toonhoogte
De invloed van lawaai op het gehoor is afhankelijk van
•de frequentie (hogere tonen zijn in het algemeen schadelijker dan lage)•de duur van de blootstelling•de intensiteit van het lawaai.