Nuttig: moet aan een behoefte voldoen, een zekere waarde hebben
Schaars: slechts beperkt voorradig
Alternatief aanwendbaar: voor economische goederen gaan we keuzes moeten maken
Zowel materieel als immaterieel
Opportuniteitskost
De waarde van het beste alternatief men opgeeft door deze keuze te maken
Micro-economie
Gaat na hoe individuen en bedrijven (individuele economische agenten) beslissingen nemen. Heeft voornamelijk betrekking op de allocatie- en distributieproblemen
Macro-economie
Bekijkt het geaggregeerde niveau en bestudeert vraagstukken die de economie als een geheel beïnvloeden. Heeft betrekking op het stabilisatieprobleem
Productie
Alle activiteit waardoor goederen en diensten tot stand worden gebracht (economische goederen; kapitaalgoederen; consumptiegoederen) en op gepaste tijd en plaats ter beschikking wordt gesteld van consumenten door inzet van schaarse middelen (de productiefactoren: arbeid, natuur, en kapitaal + ondernemerszin)
Productiefunctie
Een technische relatie tussen de hoeveelheid productiefactoren (inputs) en de maximale hoeveelheid economische goederen (output) die men daarmee kan produceren
Het marginaal product neemt af bij graan naarmate er meer arbeiders worden ingezet. De toename in de extra productie wordt dus kleiner, dit kan vanwege beperkte ruimte, beperkte machines, ...
Productiemogelijkhedencurve
Geeft alle combinaties van goederen en diensten die kunnen geproduceerd worden bij volledige aanwending van de beschikbare productiefactoren. Het illustreert de begrippen schaarste, opportuniteitskost en keuzeprobleem, en de beheersproblemen volledige aanwending van middelen en allocatie van middelen
De productiemogelijkheden van een land zijn niet constant in de tijd. Verschillende determinanten kunnen er voor zorgen dat de productiemogelijkhedencurve verder van de oorsprong verschuift (Voorbeeld: de grafiek uit figuur 3 die naar buiten verschuift / naar rechts). Enkele van deze oorzaken zijn de arbeidsverdeling (specialisatie), de vooruitgang in technologische kennis of wijzigingen in de economische ordening
Hoe wordt het allocatie- en distributieprobleem opgelost?
Centrale planning (centraal geleide economie)
Markt (markteconomie)
Markt en overheid (gemengde economie)
De economische wetenschap steunt op een aantal hypothesen: mensen reageren op prikkels, optimaliserend gedrag, ceteris paribus redenering ('als alles hetzelfde blijft')
Vroeger was de markt iets historisch, een plek waar men handel dreef. Dit begrip is geëvolueerd naar de vraag en aanbod op bijvoorbeeld een financiële markt zoals de beurs
Markt
Het concept van confrontatie van belangstellende vragers en potentiële aanbieders. De markt is een groep kopers (vragers) en verkopers (aanbieders) die samen komen. Een mogelijk mechanisme om de economie te organiseren: de prijs die het beheersprobleem oplost en de prijs als een "signaal"
4 strenge voorwaarden voor zuivere mededinging/perfecte mededinging
Homogene goederen (perfecte substituten)
Aantal potentiële kopers en aanbieders is zeer groot ("marktautomatisme")
Vrije toe- en uittreding (geen belemmeringen)
Marktdeelnemers hebben perfecte informatie (markttransparantie)
Marktvraag
De totale hoeveelheid die alle consumenten samen bereid zijn te kopen afhankelijk van de determinanten zoals prijs en inkomen
Vraagfunctie
De marktvraag hangt af van factoren zoals de prijs van het goed of dienst, inkomen van consumenten, smaak of voorkeur, prijzen van andere goederen, het aantal consumenten, verwachtingen over toekomstige prijzen, seizoen, reclame
Wet van de vraag
Als alle andere zaken constant blijven dan zal de gevraagde hoeveelheid van een goed dalen als de prijs van dit goed stijgt (er is een negatief verband tussen de gevraagde hoeveelheid en de prijs)
Normaal goed
Een goed waarvan de vraag toeneemt wanneer het inkomen toeneemt
Inferieur goed
Een goed waarvan de vraag afneemt wanneer het inkomen toeneemt
Substituten
Twee goederen waarvoor de toename in de prijs van het ene goed zorgt voor een toename in de vraag naar het andere goed
Complementaire goederen
Twee goederen waarvoor de toename in de prijs van het ene goed zorgt voor een afname in de consumptie van het andere goed
Marktvraagfunctie
𝒙𝒗 = 𝒙𝒗(𝒑𝒙, 𝒚, 𝒖, 𝒑𝒛, 𝒑𝒘, … 𝒏, 𝒂)
Verwachtingen
Beïnvloeden de vraag
Je verwacht dat je inkomen volgende maand zal stijgen
Je spaart misschien minder deze maand en koop je meer pizza
Je verwacht dat de prijs van pizza volgende week zal dalen
Je zal deze week misschien minder pizza kopen
Een bedrijf voert een reclamecampagne
De vraag naar haar product neemt toe
Marktvraagfunctie voor goed x
xv = xv(px, y, u, pz, pw, ... n, a)
Afhankelijke variabele
xv: de gevraagde hoeveelheid (pizza's)
Partiële vraagfunctie
xv = xv(px|y, u, pz, pw, ... n, a) of kortweg xv = xv(px)
Ceteris paribus
In de veronderstelling dat al de rest hetzelfde/constant blijft
Lineaire vraagcurve
xv = a - bp
Prijswijziging
Verschuiving langs de vraagcurve
Wijzigingen van de overige determinanten
Verschuiving van de vraagcurve
Marktaanbod
De totale hoeveelheid (x) van een goed die alle producenten samen bereid zijn te produceren in functie van een aantal determinanten
Aanbodfunctie voor goed x
xa = xa(px, r, w, pz, pw, ... n, a)
Prijswijziging
Verschuiving langs de aanbodcurve
Wijziging van de overige determinanten
Verschuiving van de aanbodcurve
Marktevenwicht
Punt e waar xv(p) = xa(p). De prijs is dan de evenwichtsprijs en de verhandelde hoeveelheid noemen we de evenwichtshoeveelheid.
Inkomensdaling van de consument
Vraag daalt, evenwichtsprijs en -hoeveelheid dalen