De hoofdleiding komt bij de voordeur het huis binnen. Na de energiemeter splitst de leiding zich in vier tot zes parallelle groepen.
Een groep bestaat uit een aantal parallel geschakelde vertakkingen die elk naar één stopcontact of lichtpunt leiden. Dat betekent dat er op elk lichtpunt een spanning staat van 230 volt.
De spanning U is overal in de groep even groot: U1 = U2 = U3= 230 volt.
Elke groep heeft een eigen groepsschakelaar waarmee je de spanning van stopcontacten en lichtpunten kunt uitschakelen. Je kunt dan veilig een reparatie uitvoeren of een extra stopcontact aansluiten.
Hoe groter het vermogen van een apparaat is, hoe groter de stroomsterkte. Als je de stroomsterkte in alle takken bij elkaar optelt, vind je de totale stroomsterkte Itot in de groep. In formulevorm: Itot= I1+I2+I3.
Als je de stekker in een stopcontact steekt, maken de pootjes contact met twee draden van de huisinstallatie. Deze draden hebben een kern van massief koper met daaromheen een isolatielaag van pvc. Dit zijn de fasedraad en de nuldraad.
Op de fasedraad staat een wisselspanning van 230 V.
Op de nuldraad staat geen spanning. Deze draad maakt alleen de stroomkring af die terugloopt naar de groepenkast.
Van de schakelaar naar de lamp loopt een schakeldraad. Op die draad staat alleen spanning als de schakelaar in AAN-stand staat. Als de schakelaar op UIT staat, kan er geen spanning bij de lamp komen. De tweede draad waar een lamp op is aangesloten is de nuldraad.
Een fasedraad is gekoppeld aan een stopcontact en een schakeldraad aan een lamp.
175 W= 175 J/s.
Ptot= P1= P2= P3. Je kunt het totale vermogen ook berekenen door de netspanning (230 V) te vermenigvuldigen met de totale stroomsterkte: Ptot= U x Itot.