ontwikkelingsleer

Subdecks (3)

Cards (60)

  • Kritische periode: Een periode waarin het zenuwstelsel vooral gevoelig is voor bepaalde stimuli in de omgeving. Als een organisme niet de juiste stimulus krijgt in de nodige periode, dan is het onmogelijk om later in het leven bepaalde vaardigheden/functies te ontwikkelen.
  • Sensitieve periode: Een periode waarin specifieke ervaringen een maximaal positief of negatief effect hebben: perioden van verhoogde plasticiteit onder invloed van specifieke factoren.
  • gen omgeving interactie: Mensen met verschillende genen worden op verschillende manieren beinvloed door omgevingsfactoren
  • Passief genotype-omgevingsfit: Ouders bepalen de omgeving waarin het kind opgroeit
  • Evocatieve genotype-omgevingsfit: Aangeboren karaktertrekken van het kind roepen bepaald gedrag op uit de omgeving
  • Actief genotype-omgevingsfit: Kind selecteert actief de omgeving die het best past bij de genen
  • epigenetica: Omgevingsgevoelige genen: Genexpressie kan doorheen de levensloop veranderd worden door omgevingsinvloeden
  • continue: individuen worden kwantitatief meer/beter/sneller
  • discontinu: ontwikkelen individuen kwalitatief verschillende vaardigheden op verschillende tijdstippen (in verschillende stadia)
  • 4 discussies ontwikkelingsleer
    1. nature vs nurture
    2. actief vs passief
    3. continue vs discontinu
    4. universeel vs context specifiek
  • Erikson’s Psychosociale Ontwikkelingstheorie
    1 Vertrouwen vs wantrouwen hoop Babytijd (0 – 1)
    2 Autonomie vs schaamte wil Vroege kindertijd (1 tot 3)
    3 Initiatief vs schuld doel Speeltijd (3 – 6)
    4 Vlijt vs minderwaardigheid competentie Schoolleeftijd (6 – 12)
    5 Identiteit vs rolverwarring trouw Adolescentie (12 – 20)
    6 Intimiteit vs isolatie liefde Vroege volwassenheid (20 – 40)
    7 Generativiteit vs stagnatie zorg Middelbare volwassenheid (40 – 65) 8 Integriteit vs wanhoop wijsheid Late volwassenheid (65+)
  • Watson: Klassieke conditionering
    Ontwikkeling = associaties leren
    Baby’s leren te houden van hun ouders: associatie met positieve sensaties zoals melk drinken, vastgehouden worden, gerustgesteld worden
  • Skinner: Operante Conditionering
    Ontwikkeling = leerervaringen van het individu
    Gedrag wordt meer of minder waarschijnlijk door de consequenties die het produceert: toevoegen of weghalen van positieve of negatieve stimuli
  • Sociaal-cognitieve leertheorie van Bandura
    Mensen leren door observatie: Modelleren
    Rol van cognitie: leren en anticiperen van de consequenties van bepaald gedrag
  • Bronfenbrenner: ecologisch model
    1. Microsysteem
    2. Mesosysteem
    3. Exosysteem
    4. Macrosysteem
    5. Chronosysteem
  • Bronfenbrenner: ecologisch model bijdrage en kritiek
    Bijdragen:
    • Systematisch onderzoek naar micro- en macrodimensies van omgevingssystemen
    • Aandacht voor relaties tussen omgevingssystemen
    • Nadruk op andere sociale contexten dan enkel familie
    kritiek:
    • • Invloed van biologische en cognitieve factoren onderschat → biologische invloeden werden later toegevoegd aan het model
  • microsysteem
    fysieke en sociale omgeving waarin de persoon face to face interactie heeft met mensen.
  • mesosysteem

    onderlinge relatie tussen twee of meer microsystemen
  • exosysteem
    sociale omgevingen die het individu niet rechtstreeks ervaart, maar die toch zijn ontwikkeling beinvloeden.
  • macrosysteem
    de grotere culturele context waar het micro/meso/exo systeem deel uitmaken. Het betreft culturele waarden, wetten, politieke en economische systemen en instellingen.
  • Hoe ontwikkelt cognitie volgens Piaget?
    • Universeel vaste volgorde van fasen/stadiadiscontinue ontwikkeling
    • Elke fase is kwalitatief anders
    • Kind draagt actief bij aan eigen kennisontwikkeling (‘little scientist’)
  • kritiek piaget
    • beperkte onderzoeksmethoden
    • Onderschatte de vaardigheden van kinderen/invloed omgeving
  • Socioculturele theorie van Vygotsky
    • Kinderen ontwikkelen intellectueel door (actief) te interacteren met hun socioculturele omgeving
    • Ontwikkeling is een gedeeld proces (tussen degene die leert en de omgeving)
    • Mensen rondom ons (“more knowledgeable other”) maken onze cognitieve groei mogelijk
  • Zone van proximale ontwikkeling: vygotsky

    Kloof tussen het vermogen van een kind om een probleem op te lossen, en de potentiële ontwikkeling die het kan doormaken met behulp van een ander
  • Scaffolding: vygotsky

    De mate van ondersteuning aangepast aan de mogelijkheden van het kind. De hoeveelheid ondersteuning wordt gradueel verminderd.
  • taalgebruik vygotsky
    • Taalgebruik van ouders stimuleert cognitieve ontwikkeling
    • Kinderen leren dmv ‘inner speech’: woorden ‘migreren’ naar binnen
    • In stressvolle situaties kan praten tegen jezelf helpen (als “inner speech” niet voldoende helpt)
  • sociale klok model
    • Gedeelde maatschappelijke verwachtingen over welke taken er op welke leeftijd vervuld moeten worden
    • Deze verwachtingen creeren een normatieve tijdschema voor de levensloop
    • Mensen vergelijken zichzelf met anderen en met het normatieve tijdschema [op tijd vs niet op tijd]
    • Schenden van het normatieve tijdschema = sociale afkeuring
    • Fit met normatieve tijdschema = social support
  • SOC model
    Selectie: haalbare belangrijke doelen stellen
    Optimalisatie: verbeteren wat moeilijk is
    Compensatie: compenseren wat niet meer mogelijk is
  • Gebruikmaken van selectie, optimalisatie en compensatie
    • Beter fysiek functioneren
    • Tevredenheid over ouder worden
    • Hogere mate van subjectief welzijn, positieve emoties, afwezigheid van gevoelens van eenzaamheid
  • Socio-emotionele selectiviteitstheorie (Carstensen)

    Het naderen van een einde, door het ouder worden of door andere oorzaken (bv. geografische verhuizingen, ernstige ziekte), lokt motivationele veranderingen uit:
    • Emotioneel zinvolle doelen krijgen voorrang op exploratie